Omnia college NE ww spelling v.t.

verleden tijd (v.t.)
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

verleden tijd (v.t.)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

+ te(n)  / + de(n)
gebruiken:     Wij ....... vroeger een diskette.                                            gebruikten

bellen:             Hij  ........ zijn oom.                                                                        belde

Slide 3 - Diapositive

v.t.:
Wij (gapen) ...... van de slaap.

Slide 4 - Question ouverte

v.t. :
Mijn neef (braden) ..... het vlees.

Slide 5 - Question ouverte

v.t.
Hij (verraden) ...... zijn vriend.
A
verraden
B
verraaden
C
verraadden
D
verraadde

Slide 6 - Quiz

v.t.
Wij (verstuiken) ..... onze enkel.
A
verstuiken
B
verstuikte
C
verstuikten
D
verstuikden

Slide 7 - Quiz

v.t.
Mijn tante (missen) .... de bus.
A
mistte
B
miste
C
misde
D
misten

Slide 8 - Quiz

v.t.
Niemand (gebruiken) .... een liniaal.
A
gebruikde
B
gebruikten
C
gebruikte
D
gebruikden

Slide 9 - Quiz

v.t.
Hij (hoesten) ..... heel hard.
A
hoestte
B
hoestten
C
hoeste
D
hoesde

Slide 10 - Quiz