Fictie 4.1 / 5.1 + 6.1 havo / vwo

• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Fictie 4.1 havo

Doel:

- Je kunt de gebeurtenissen in een verhaal beschrijven

- Je kunt beschrijven waarom personages zo handelen

- Je kunt beschrijven wat het onderwerp van een verhaal is

- Je kent een aantal prijzen voor jeugdboeken

Herhaling fictie.

We herhalen de hoofdstukke fictie 1 t/m 3 nog even.

1) Wat hoort NIET bij fictie?

1. verzonnen verhaal
2. lezen voor je plezier
3. niet verzonnen
4. realistisch en niet realistisch fictie

2) Welke van de onderstaande titels is non-fictie ?

1. Harry Potter
2. Dagboek van Anne frank
3. Pokerface
4. Kruistocht in Spijkerbroek

3) In een boek heb je te maken met hoofdpersonen. Welke kenmerken horen bij de hoofdpersoon?

1. Veranderen tijdens het verhaal
2. Je weet wat de hoofdpersoon denkt en voelt.
3. Je weet niet wat de hoofdpersoon denkt en voelt
4. Je weet hoe de hoofdpersoon er ongeveer uitziet.

4) Wat gebeurt er met de lezer als die sympathie heeft voor een persoon in een boek.

1. Je vindt de personage afschuwelijk
2. Je hebt een hekel aan de personage
3. Je vindt de personage aardig en leeft met de hoofdpersoon mee
4. Je kunt je een voorstelling maken hoe de hoofdpersoon leeft

5) Wat is de tegenstelling van sympathiek ?

1. antiplastiek
2. antipathiek
3. apatisch

6) Een schrijver kan op verschillende manier spanning oproepen. Hoe doet de schrijver dat?

1. door een cliffhanger
2. door verwarring te zaaien in het verhaal
3. door de afloop van het verhaal al te vertellen
4. door de lezer meer informatie te geven dan de hoofdpersoon in het boek

7) In een boek krijg je veel over een personage te weten, karakter, leefomgeving en hoe de persoon eruit ziet. Welke term past bij deze omschrijving?

1. Round character
2. Flat character.

Fictie 4.1

Prijzen voor beste kinder- en jeugdboeken:

* Gouden griffel

* Woutertje Pieterse prijs

* Prijs van de jonge jury.

Fictie 5.1

Doel: 

- Je kunt een boek beoordelen met realistische argumenten

- Je kunt een boek beoordelen op basis van je leeservaring

Fictie 5.1

Je mening over een boek is belangrijk. Je kunt pas iemand overtuigen om het boek te lezen als je goede argumenten hebt. Argumenten kun je uit de volgende vragen halen:

* vind je het boek wel of niet realistisch?

* Vind je het boek wel of niet spannend?

* Leef je wel of niet mee met de personages?

* Is het boek wel of niet op een bijzondere manier verteld?

* Is het onderwerp wel of niet origineel? 

Lezen 5.1

Een argument is pas overtuigend als je voorbeelden uit het boek gebruikt!

Lezen 6.1

Van veel boeken is al een film gemaakt. Om een boek te verfilmen heb je een scenario nodig. Dit is het boek in filmtaal.

Het scenario is de handleiding voor de acteurs en filmmakers. 

Zie ook blz 221 van je boek. 

Fictie

Voorlezen fictie 4.1

'Spinder'