bijvoeglijke naamwoorden (deel 3) - gedeeltelijk herhaling van deel 2

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

We gaan even herhalen...

Slide 2 - Diapositive

sportief (m. ev. )

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal: Het meisje is sportief.

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal: De jongens zijn sportief.

Slide 5 - Question ouverte

en wat is 'sportif in v. mv. ?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is 'goed/lekker' in het Frans (m. ev.)

Slide 7 - Question ouverte

Wat is 'bon' in v. mv.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is 'oud' in het Frans? (m. ev.)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal de zin: De vrouw is oud.

Slide 10 - Question ouverte

jong = (m.v./v. ev.)

Slide 11 - Question ouverte

wat is de vrouwelijke vorm ev. van 'heureux'.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is 'national' in het m. mv.

Slide 13 - Question ouverte

We gaan even herhalen...
de plaats

Slide 14 - Diapositive

Standaardregel
Het bijvoeglijk naamwoord komt achter het znw. 


vb: 

La robe blanche. = De witte jurk. 

Slide 15 - Diapositive

Let op!
De volgende bijv. nw. komen voor het znw. 

bon, beau, joli, gros, jeune, haut, nouveau, long, petit, grand, vieux, mauvais
 
vb: la grande maison = het grote huis

Slide 16 - Diapositive

Quelle phrase est correcte?
A
la grosse vache
B
la vache gross

Slide 17 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
le youtubeur jeune
B
le jeune youtubeur

Slide 18 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
une femme créative
B
une créative femme

Slide 19 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
la robe blanche
B
la blanche robe

Slide 20 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
les baskets oranges
B
les oranges baskets
C
les orange baskets
D
les baskets orange

Slide 21 - Quiz