H5/6 Woordenschat

Lesdoelen

  • Ik weet of ik de begrippen uit H6 lezen in een tekst kan herkennen door het huiswerk goed na te kijken. 
  • Ik weet wat de begrippen overdrijving en ironie inhouden. 
  • Ik weet hoe het spreekdossier wordt beoordeeld en wanneer ik het moet inleveren. 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen

  • Ik weet of ik de begrippen uit H6 lezen in een tekst kan herkennen door het huiswerk goed na te kijken. 
  • Ik weet wat de begrippen overdrijving en ironie inhouden. 
  • Ik weet hoe het spreekdossier wordt beoordeeld en wanneer ik het moet inleveren. 

Slide 1 - Diapositive

H5 woordenschat
  • Overdrijving: iets groter, mooier, erger of beter maken om de nadruk te leggen op iets. 
  • Ironie: op een spottende manier iets zeggen om te laten weten dat het niet series is bedoeld. 
Voorbeelden: 
Overdrijving: De toetsweek duurt eindeloos
Ironie: Handig hoor, dat je blijft praten terwijl de docent al heeft gevraagd om stilte. 

Slide 2 - Diapositive

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?
"Mijn nieuwe vriendje is zo schattig dat ik hem wel kan opeten."

A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 3 - Quiz

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?
"Toen Mariëlle hoorde dat ze met vriendinnen op vakantie mocht, kon je haar duizend kilometer verderop horen gillen van blijdschap."

A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 4 - Quiz

Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?

'Dit is fijn', zei de kroegbaas, toen de biervaten allemaal leeg bleken te zijn, terwijl de bar vol zat met dorstige klanten.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 5 - Quiz

H6 woordenschat

Alle strategieën die je het afgelopen jaar hebt geleerd om woordbetekenissen of figuurlijk taalgebruik te begrijpen.
  • Woordraadstrategieën: synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, voorvoegsels (De Brug + H1 woordenschat). 
  • Figuurlijk taalgebruik: uitdrukkingen (H3 woordenschat)
  • Homoniemen: woorden met 2 of meer betekenissen (H4 woordenschat)
  • Overdrijving/ironie (H5 woordenschat) 

Slide 6 - Diapositive

Theorie woordraadstrategieën

Slide 7 - Diapositive

Woordenschat gehaald: zelfstandig het huiswerk maken.
H5 woordenschat opdr. 1 en 3
H6 woordenschat opdr. 2 en 3

Haïfae
Britt
Dani
Diyano
Ruben
Heidi
Jazzlynn
Iris
Casper




Naam niet op de lijst?
Samen met de docent deel van het huiswerk maken. 

Slide 8 - Diapositive

  • 14 juni filmpje inleveren
  • Bekijk beoordelingsformulier voordat je gaat opnemen
  • Telt 1x mee.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag....(huiswerk)
H5 woordenschat opdracht 1 en 3
H6 woordenschat opdracht 2 en 3



timer
1:00

Slide 10 - Diapositive