Lees in je boek en verwerk wat je hebt gelezen in je leesdossier.
15 min. in stilte lezen.
5 min. verwerken in je leesdossier.
Leg je huiswerk open op tafel voor controle!
h6 Lezen opdracht 2
timer
1:00
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Ik weet of ik de begrippen uit H6 lezen in een tekst kan herkennen door het huiswerk goed na te kijken.
Ik weet wat de begrippen overdrijving en ironie inhouden.
Ik weet hoe het spreekdossier wordt beoordeeld en wanneer ik het moet inleveren.
Slide 3 - Diapositive
H6 Lezen opdracht 2
Antwoorden.
Kijk je werk goed na!
Slide 4 - Diapositive
H5 woordenschat
Overdrijving: iets groter, mooier, erger of beter maken om de nadruk te leggen op iets. Bijv.: De toetsweek duurt eindeloos.
Ironie: op een spottende manier iets zeggen om te laten weten dat het niet series is bedoeld. Bijv.: Handig hoor, dat je blijft praten terwijl de docent al heeft gevraagd om stilte.
AANTEKENINGEN
Slide 5 - Diapositive
Is in de zin sprake van overdrijving of ironie? "Mijn nieuwe vriendje is zo schattig dat ik hem wel kan opeten."
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 6 - Quiz
Is in de zin sprake van overdrijving of ironie? "Toen Mariëlle hoorde dat ze met vriendinnen op vakantie mocht, kon je haar duizend kilometer verderop horen gillen van blijdschap."
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 7 - Quiz
Is in de zin sprake van overdrijving of ironie?
'Dit is fijn', zei de kroegbaas, toen de biervaten allemaal leeg bleken te zijn, terwijl de bar vol zat met dorstige klanten.
A
Overdrijving
B
Ironie
Slide 8 - Quiz
H6 woordenschat
Alle strategieën die je het afgelopen jaar hebt geleerd om woordbetekenissen of figuurlijk taalgebruik te begrijpen.
Woordraadstrategieën: synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, voorvoegsels (De Brug + H1 woordenschat).