Les pays et le transport

• Frans
• Secundair onderwijs

Les pays et le transport

• Les noms des pays
• Les noms des moyens de transport
• Les prépositions

Les pays en français

Wanneer je in het Frans over landen praat, dan horen daar lidwoorden bij. Om te weten welke landen mannelijk of vrouwelijk zijn, is het belangrijk de regeltjes te kennen. Op de volgende dia zie je een overzicht. Klik op de headset om te horen welke uitleg er nog bij hoort.

Exercice

Sleep op de volgende dia de landen naar het voorzetsel dat je ervoor moet zetten als je wil zeggen IN of NAAR dat land.

EN

AU

AUX

Algérie

Maroc

Italie

Canada

Cameroun

Royaume-Uni

Belgique

Côte d'iVoire

Tunésie

Waarheen gaat jouw presentatie ons brengen?
Benoem in Franse zinnen minstens één stad en één land.
Vermeld dat voor alle groepsleden.
vb. Je vais à Londres. - Je vais au Royaume-Uni.
vb. Chantal va à Amsterdam. - Elle va aux Pays-Bas.

Les moyens de transport

De vervoersmiddelen kwamen al meermaals aan bod in de voorbije jaren. Nog even een herhaling omdat je ook deze leerstof nodig hebt om je presentatie over reizen te brengen. 

une ambulance

un bateau

une fusée

un taxi

un avion

une fourgonnette

un hélicoptère

une trottinette

un traversier

une voiture

un vélo

une bicyclette

un camion de pompiers

un train

un autobus

un métro

une moto(cyclette)

un tracteur

un camion

une 

auto-patrouille

une limousine

Quand utiliser la préposition « en » ?

La préposition en est utilisée pour tous les moyens de transport dans lesquels on peut entrer ou prendre place. 

Quand utiliser la préposition « à » ?

La préposition à est utilisée pour tous les moyens de transport sur lesquels on prend place et dans lesquels on ne peut donc pas entrer.

Les animaux font aussi partie de cette catégorie, on utilisera la préposition à de la même manière. 

Leg in je eigen woorden uit wanneer je EN en À gebruikt voor vervoersmiddelen.

à

en

une ambulance

un bateau

une fusée

un taxi

un avion

une fourgonnette

un hélicoptère

une trottinette

un traversier

une voiture

un vélo

une bicyclette

un camion de pompiers

un train

un autobus

un métro

une moto(cyclette)

un tracteur

un camion

une 

auto-patrouille

une limousine

Welke transportmiddelen ga je gebruiken om naar je bestemming te gaan? Hoe verplaats je je ter plekke? Maak zinnetjes.
(aller - me déplacer - voyager - ...)

Hoeveel minuten heb je ongeveer aan deze reeks gewerkt?

1100

Welke drie dingen
onthoud je
van deze les?

Heb je het gevoel dat je de leerstof onder de knie hebt?

0100

Vond je dit een leuke manier van werken?

😒🙁😐🙂😃

Heb je nog feedback voor mij
bij deze les?