Zeiten - kloktijden

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Die Zeiten (tijden)

So sagt man die Zeit:	N-D lernen!
Es ist ein Uhr. Es ist halb zwei. Es ist Viertel vor vier. Es ist Viertel nach vier. Es ist zehn vor halb fünf. Es ist fünf nach sieben. Es ist um zwei.	Het is een uur. Het is half twee. Het is kwart voor vier. Het is kwart over vier. Het is tien voor half vijf. Het is vijf over zeven. Het is 2 Uhr!

Beispiel: Die Schule beginnt um halb neun und endet um zehn vor halb drei// um fünf vor halb vier - De school begint om half negen en eindigt om tien voor half drie/vijf voor half vier.

Pass auf! - Let op! 

Gebruik je de tijd in een zijn met een activiteit dan moet je ook om voor de tijd zetten:

Ich spiele um vier (Uhr) Fußball.

Jetzt Du: Wie spät ist es?

Antworte immer im ganzen Satz!

(Hele zin in het Duits: Het is....)

8.05

10.37

11.15

4.16

2.25

8.30

9.35

7.50

12.00 am