week 15

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Du hast 2 Minuten für:

Je hebt 2 min om: 

• mobiel in de wandtas
• oortjes uit
  
• je zit op je vaste plek

Voordat de docent begint met de les heb je op tafel: 

• werkboek + planagenda + schrift

Wie is aanwezig?

Schrift en werkboek bij? Geef het aan als je spullen niet op orde zijn!

Was machen wir heute?

- planagenda

- HW nakijken

- vertellen over je schoolvakken 

- het bezittelijk voornaamwoord

- huiswerk maken in de les

Planagenda

huiswerk volgende les af:

blz. 101 opdr. 11 / 12 / 13 

blz. 103 opdr. 1 

nakijken:

blz. 103 opdr. 2 / 3 / 5 / 7

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
half vijf: Es ist...

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
kwart voor vier: Es ist...

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
vijf voor twaalf: Es ist...

Wie spät ist es jetzt? Geef antwoort in een hele zin.

Wie spät ist es?

1. Es ist zehn nach halb neun.
2. Es ist fünf vor halb zehn.
3. Es ist fünf nach halb zehn.

Wie spät ist es?

Wie spät ist es?

Zet de dagen van de week in de juiste volgorde.

Het weekend komt als laatste!

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

der Mittwoch

der Freitag

der Samstag

der Montag

der Sonntag

der Dienstag

der Donnerstag

Duits

Engels

Nederlands

wiskunde

Natuurkunde

Scheikunde

biologie

aardrijkskunde

geschiedenis

muziek

tekenen/Kunst

LO

Deutsch

Englisch

Niederländisch

Mathe(matik)

Physik

Chemie

Biologie

Erdkunde

Geschichte

Musik

Zeichnen/Kunst

Sport

Was is dein Lieblingsfach?

--> Mein Lieblingsfach ist .........

Wann hast du das Fach?

--> Ich habe ..... am ....... und ..... .

Geef antwoord opde volgende vragen: 

Het bezittelijk voornaamwoord

 het bezittelijk voornaamwoord

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.

Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?

Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.

  

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?

1. Hoe
2. heet
3. jouw
4. oma

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes

1. haar
2. moeder
3. heet
4. Agnes

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

ik - mijn - mein

jij - jouw - dein

zij - haar - ihr

hij - zijn - sein  

het - zijn - sein

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord.

MEERVOUD:

wij - ons/onze - unser

jullie - jullie - euer

zij - hun - ihr

u - uw - Ihr

Was ist (jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

(mijn) Hobby (o) ist Handball.

1. Meine
2. Mein
3. Deine
4. Dein

Das sind (onze) Eltern (mv).

1. meine
2. dein
3. ihr
4. unsere

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.

1. unser
2. euere
3. unsere
4. euer

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.

1. Ihr
2. Ihre
3. Unser
4. Euere

Maaike ist (haar) Freundin (v).

1. meine
2. ihr
3. ihre
4. euere

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!

1. Dein
2. Ihr
3. Sein
4. Unser

Das ist (mijn) Fahrrad (o).

1. meine
2. deine
3. mein
4. sein

(onze) ... moeder

(jullie) Auto

(mijn) Haus

(zijn) Eltern

(uw) Hund (m)

zelfstandig en stil werken:

maken:

zie planagenda

--> woordjes leren (blz. 127/128)

(woordtrainer online 3.1 / 3.2 / 3.3 / 3.4 / 3.5)

Tschüss