tl 2 un1 appr 5 week 40 bez vnw enkelvoud woensdag

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

les absents....

Tu habites où? J'habite à Steenwijk, Meppel etc..
C'est quel jour? C'est lundi, mardi, mercredi etc..
Tu as quel âge? J'ai ...... ans
C'est quand, ton anniversaire? C'est le .......  
Tu aimes quels sports? J'aime..... / Je n'aime pas.....

Slide 2 - Diapositive

Qu'est ce qu'on fait aujourd'hui?
- test voca 4&6
-lesdoel: Ik kan de bezittelijke voornaamwoorden in het Frans gebruiken (enkelvoud, herhaling lj 1)




Slide 3 - Diapositive

voca appr 4 en 6 TL2 v 2023 un1
inloggen met je eigen naam
nr 1 gagne un Napoléon...

Slide 4 - Diapositive

Welk woord hoort bij dit plaatje?
A
la fois
B
l'avenir
C
le champion
D
le billet

Slide 5 - Quiz

vertaal: le rêve

Slide 6 - Question ouverte

vertaal: je connais

Slide 7 - Question ouverte

vertaal: travailler dur

Slide 8 - Question ouverte

vertaal: ik werk hard

Slide 9 - Question ouverte

Wat is dit in het Frans?
A
tu crois
B
bonne chance
C
excusez-moi
D
quoi?

Slide 10 - Quiz

vertaal: l'avenir

Slide 11 - Question ouverte

dernière question...

Slide 12 - Diapositive

L'avenir is een ..... wooord.
A
mannelijk
B
vrouwlijk

Slide 13 - Quiz

grammaire II
de bezittelijke voornaamwoorden

Slide 14 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Voorbeelden mogen ook.

Slide 15 - Question ouverte

voorbeelden -mijn
mijn broer-mon frère (le frère)
mijn moeder - ma mère (la mère)
mijn ouders -mes parents (les parents)
Wat zou de (grammatica)regel zijn?

Slide 16 - Diapositive

voorbeelden -mijn
mijn broer-mon frère
mijn moeder - ma mère
mijn ouders -mes parents 

Slide 17 - Diapositive

voorbeelden - jouw
jouw hond-ton chien (le chien)
jouw huis - ta maison (la maison)
jouw boeken -tes livres (les livres)

Slide 18 - Diapositive

voorbeelden - zijn-haar
zijn/haar broer- son frère (le frère)
zijn/haar mère - sa mère (la mère)
zijn/haar -ses parents (les parents)

Slide 19 - Diapositive

Uitlegfilmpje learnbeat

Slide 20 - Diapositive

Let op: son/sa/ses kan zowel zijn als haar betekenen
Kijk naar de rest van de zin!
 
Voilà Martine avec sa mère. 
Daar is Martine met haar moeder.
Voilà Alexandre avec sa mère.
Daar is Alexander met zijn moeder.

Slide 21 - Diapositive

vrouwelijk woord met klinker of stomme h?
kies mon ton of son
mon amie
ton amie
son amie

Slide 22 - Diapositive

even oefenen...

Slide 23 - Diapositive

Voilà ............. grand-père. (mijn)
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 24 - Quiz

Voilà ........................ grand-mère. (jouw)
A
ton
B
tes
C
ta

Slide 25 - Quiz

Voilà ................... grand-parents. (mijn)
A
mon
B
mes
C
ma

Slide 26 - Quiz

Voilà Alexandre avec ........... soeur. (zijn zus)
A
son
B
ses
C
sa

Slide 27 - Quiz

zelfstandig werken
Maak de oefeningen die klaarstaan in Learnbeat 

Klaar? Leer de theorie van appr 5 (p36) uit je hoofd.


Slide 28 - Diapositive

so is vrijgegeven
Bekijk je eigen fouten. Begrijp je waarom het fout is?

Slide 29 - Diapositive

huiswerk volgende week
leren: apprendre 5 en 8.

Slide 30 - Diapositive

We spelen quizlet live met avoir.....

Slide 31 - Diapositive