H4/H5: herhalen pers, bez, aanw en vr vnw| uitleg bw

Herhalen woordsoorten, uitleg bijwoord
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhalen woordsoorten, uitleg bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je kunt in een zin de volgende woordsoorten benoemen:
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoord (hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord)
- voorzetsel
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- vragen voornaamwoord
Nieuw: bijwoord

Slide 2 - Diapositive

Noem het persoonlijk voornaamwoord.
Xandra heeft het zelf gemaakt.
A
Xandra
B
heeft
C
het
D
zelf

Slide 3 - Quiz

Noem het persoonlijk voornaamwoord.
Wat verwacht de directeur toch van mij?
A
Wat
B
directeur
C
toch
D
mij

Slide 4 - Quiz

Noem het vragend voornaamwoord.
Wat verwacht de directeur toch van mij?
A
Wat
B
directeur
C
toch
D
mij

Slide 5 - Quiz

Noem het bezittelijk voornaamwoord.
Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?
A
je
B
mijn
C
doelpunt
D
Menno

Slide 6 - Quiz

Noem het aanwijzend voornaamwoord.
Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig

Slide 7 - Quiz

Bedenk een zin met een aanwijzend en vragend voornaamwoord.

Slide 8 - Question ouverte

Bedenk een zin met een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 9 - Question ouverte

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 'snel' en 'snelle?

Slide 11 - Question ouverte

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 12 - Diapositive

Aantekening: bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

- woorden die je overhoudt als 'niet', 'al', 'wel', 'toch' etc. (prullenbak)

Slide 13 - Diapositive

- zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 14 - Diapositive

- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.


Slide 15 - Diapositive

- zegt iets over een ander bijwoord
Dat is een heel erg mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 16 - Diapositive

- geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 17 - Diapositive

- geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 18 - Diapositive

Werkwoord
De zon schijnt fel.
Bijvoeglijk naamwoord
Dat is een heel groene boom.
Ander bijwoord
In het kanaal zit heel erg koud water.
Tijd
's Middags ging Julia winkelen.
Plaats
Daar kun je heerlijk shoppen!

Slide 19 - Diapositive

Basisstof: benoem het bijwoord

1 De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de website.

Slide 20 - Question ouverte

Basisstof: benoem de bijwoorden

3 De bus rijdt langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Slide 21 - Question ouverte

Basisstof: benoem de BIJWOORDEN

4 Je moet thuis je vieze kleren snel in de wasmachine stoppen.

Slide 22 - Question ouverte

Extra uitdaging 1
Maak een zin met een bijwoord dat iets zegt over een werkwoord

Slide 23 - Question ouverte

Extra uitdaging 4
Maak een zin met een bijwoord dat een plaats aangeeft

Slide 24 - Question ouverte

Extra uitdaging 5
Maak een zin met een bijwoord dat een tijd aangeeft

Slide 25 - Question ouverte

Extra uitdaging 6
Maak een zin met een bijwoord dat overblijft (prullenbak)

Slide 26 - Question ouverte

Huiswerk
online.muiswerken.nl/csdehoven

Inlog: Leerlingnummer zonder ll0
Wachtwoord: calvijn

Nederlands
Grammatica 2F - alle oefeningen 
D2, D3 en D5

Slide 27 - Diapositive

Opdracht bijwoord
  1. Bij de buren staat de muziek altijd hard aan.
  2. 's Morgens zijn we naar een interessante tentoonstelling geweest.
  3. De nieuwe herfstcollectie is snel in een hoekje van de winkel opgehangen.
  4. Waar heeft Jack gisteren de oude kranten gelegd?
  5. De leraar gaf de leerlingen gisteren onverwacht een compliment.
  6. De overvolgle bus reed erg voorzichtig door de nauwe straten.
  7. Vz - lw - bw - bnw - znw | ww| - lw - bnw - znw - bw - bw| ww

Slide 28 - Diapositive