H5: woordsoorten - bijwoord

- Nakijken huiswerk
- Uitleg bijwoord
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Nakijken huiswerk
- Uitleg bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Zinsontleding:
Je kunt zinnen ontleden :)
Zijn er nog vragen over het oefenstencil van de vorige les?

Woordsoorten:
- Je kunt eerder geleerde woordsoorten herkennen en benoemen.
- Je kunt aan de hand van een bouwplan zelf een zin maken.
- Nieuw: Je weet wat een bijwoord is en kunt die benoemen.

Slide 2 - Diapositive

foutje bedankt
Een bvb in een bijstelling stond zelfs in jullie toets! (vwo)
Zin: De bejaarde vrouw, een keurige dame,| deed blablabla

Onderwerp= blauw
bijstelling= onderstreept
bvb= keurige > dame
(Niet in de twt)

Slide 3 - Diapositive

Verder met woordsoortbenoeming
Eerst even oefenen...

Slide 4 - Diapositive

Benoem het woord 'die'.
De olifant die daar loopt, is erg groot.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

Benoem het woord 'geworden'.
Ik ben door de jaren heen steeds liever geworden.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord
D
lidwoord

Slide 6 - Quiz

Benoem het woord 'me'.
Ik vergis me continu in de datum.

Slide 7 - Question ouverte

Maak een zin met het volgende bouwplan.
vz - lw - bnw - znw | hww | pers vnw. | lw - znw | zww.

Slide 8 - Question ouverte

Maak een zin met een hww en kww.

Slide 9 - Question ouverte

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 'snel' en 'snelle?

Slide 11 - Question ouverte

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 12 - Diapositive

Aantekening: bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

- prullenbak

Slide 13 - Diapositive

- zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 14 - Diapositive

- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.


Slide 15 - Diapositive

- zegt iets over een ander bijwoord
Dat is een heel erg mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 16 - Diapositive

- geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 17 - Diapositive

- geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 18 - Diapositive

Werkwoord
De zon schijnt fel.
Bijvoeglijk naamwoord
Dat is een heel groene boom.
Ander bijwoord
In het kanaal zit heel erg koud water.
Tijd
's Middags ging Julia winkelen.
Plaats
Daar kun je heerlijk shoppen!

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk 
Gram. H5: 7 - 9  (blz. 224-225)

Slide 20 - Diapositive

Basisstof: benoem de bijwoorden

1 De nieuwste apps verschijnen binnenkort op de website.

Slide 21 - Question ouverte

Basisstof: benoem de bijwoorden

2 Wanneer is het leuke nummer van dit tijdschrift eindelijk ook in de winkel te koop?

Slide 22 - Question ouverte

Basisstof: benoem de bijwoorden

3 De bus rijdt bijzonder langzaam langs de gedeeltelijke wegafzetting.

Slide 23 - Question ouverte

Basisstof: benoem de bijwoorden

4 Je moet thuis je vieze kleren snel in de wasmachine stoppen.

Slide 24 - Question ouverte

Extra uitdaging 2
Maak een zin met een bijwoord dat iets zegt over een bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Question ouverte

Extra uitdaging 1
Maak een zin met een bijwoord dat iets zegt over een werkwoord

Slide 26 - Question ouverte

Extra uitdaging 3
Maak een zin met een bijwoord dat iets zegt over een ander bijwoord

Slide 27 - Question ouverte

Extra uitdaging 1
Maak een zin met een bijwoord dat iets zegt over een werkwoord

Slide 28 - Question ouverte

Extra uitdaging 5
Maak een zin met een bijwoord dat een tijd aangeeft

Slide 29 - Question ouverte

Extra uitdaging 6
Maak een zin met een bijwoord dat overblijft (prullenbak)

Slide 30 - Question ouverte