Vragen en ontkenningen in de present simple (tegenwoordige tijd)

Vragen en ontkenningen maken
Grammar 1 van Bridging the gap.
Vragen en ontkenningen maken in de present simple (tegenwoordige tijd).
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vragen en ontkenningen maken
Grammar 1 van Bridging the gap.
Vragen en ontkenningen maken in de present simple (tegenwoordige tijd).

Slide 1 - Diapositive

Vragen maken met 'to do'.
Als je deze werkwoorden in de zin ziet staan, kun je deze vooraan zetten om een Engelse vraag te vormen:
- 'to be' (vorm = am/are/is)
- 'to have got' (of has got).
- twee werkwoorden (1e zet je vooraan).


Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden
I am 13 years old. > Vorm van 'to be' in de zin > am.
Am I 13 years old? >werkwoord 'am' vooraan zetten.

She has got two sisters. 
Has she got two sisters? > Alleen has vooraan.

We can help you.
Can we help you? > werkwoord 'can' vooraan zetten.

Slide 3 - Diapositive

Vragen maken met 'to do'.
Zie je het werkwoord 'to be', 'to have got' en 'can' niet, dan moet je op een andere manier een Engelse vraag maken.

Dat doe je door 'Do' of 'Does' te gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Do
I work every day.
Do I work every day?

Zie je het persoonlijk voornaamwoord I / You/ We/ They in de zin?
Dan begin je de vraag met do.
De rest van de zin blijft hetzelfde.

Slide 5 - Diapositive

Does
She likes school.
Does she like school?
ie je het persoonlijk voornaamwoord he / she / it  in de zin?
Dan begin je de vraag met Does. 
Daarna komt het persoonlijk voornaamwoord + het werkwoord zonder -s. 

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden
Dus na 'Does' haal je de -s van het tweede werkwoord af in de vraag.

She works every day.
Does she work every day?

Na het werkwoord 'Do' verandert er niets aan het werkwoord!

Slide 7 - Diapositive

have / has
Zie je alleen de werkwoorden 'have' en 'has'?
Dan gebruik je ook 'do' of  'does' in een vraag.

I have curly hair.  > Do I have curly hair?
She has freckles. > Does she have freckles?
Gebruik je Does, dan verandert has naar have.

Slide 8 - Diapositive

Grammar 1 Bridging the gap

Ontkenningen maken in de present simple (tegenwoordige tijd)

Slide 9 - Diapositive

Ontkenningen maken met 'to do'.
Als je deze werkwoorden in de zin ziet staan, kun je +not toevoegen om een ontkenning te maken:
- 'to be' (vorm = am/are/is)
- 'to have got' (of has got).
- twee werkwoorden (not achter 1e ww).

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden
I am 13 years old. > Vorm van 'to be' in de zin > am.
I am not 13 years old. > not toevoegen aan am.

She has got two sisters. 
She hasn't got two sisters. > not toevoegen aan has.

We can help you.
We can't help you. > not toevoegen aan can.

Slide 11 - Diapositive

Maak een ontkenning van deze zin:
He has got a cat.

Slide 12 - Question ouverte

Ontkenningen maken met 'to do'.
Zie je het werkwoord 'to be', 'to have got' en 'can' niet, dan moet je op een andere manier een Engelse ontkenning maken.

Dat doe je door 'don't' of 'doesn't' te gebruiken.

don't of doesn't komt tussen het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord. 

Slide 13 - Diapositive

Don't
I work every day.
I don't work every day.

Zie je het persoonlijk voornaamwoord I / You/ We/ They in de zin?
Dan zet je 'don't' achter het persoonlijk voornaamwoord.
De rest van de zin blijft hetzelfde.

Slide 14 - Diapositive

Doesn't
She likes school.
She doesn't like school.

Zie je het persoonlijk voornaamwoord he / she / it  in de zin?
Dan zet je doesn't achter het persoonlijk vnw.
Daarna komt het werkwoord zonder -s. 
Zie het voorbeeld hierboven.


Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden
Dus na 'doesn't' haal je de -s van het tweede werkwoord af in de ontkenning.

She works every day.
She doesn't work every day.

Na het werkwoord 'don't' verandert er niets aan het werkwoord!

Slide 16 - Diapositive

have / has
Zie je alleen de werkwoorden 'have' en 'has'?
Dan gebruik je ook don't en doesn't in de ontkenning.

I have curly hair.  > I don't have curly hair.
She has freckles. > She doesn't have freckles.
Gebruik je doesn't, dan verandert has naar have.

Slide 17 - Diapositive

Vorm een ontkenning:
I like school.

Slide 18 - Question ouverte

Vorm een ontkenning:
She has got a sister.

Slide 19 - Question ouverte

Oefenen
Deze uitleg gebruik je voor:
exercise 4 van paragraaf 2 bridging the gap.

Slide 20 - Diapositive