1.6 Het landschap in Laag-Nederland

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

1.6 Het landschap in  Laag-Nederland

Leerdoelen

• Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
• Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart aanwijzen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt.

Grote rotsen die de gletsjer meenam, heten:

1. Zwerfstenen
2. Edelstenen
3. Kiezelstenen
4. Grind

Nederland zonder dijken

Laag Nederland: gebied beneden de zeespiegel.

Duinen

''Door de wind, opgewaaide zandheuvels''.

Leg in je eigen woorden uit hoe duinen ontstaan.

Klei

Veen

Waddenzee

Duinen

Veen bovenop klei

• Klei laat moeilijk water door. Daardoor ontstonden plassen.
• In die plassen groeiden planten, die stierven en op de bodem zich opstapelden.
• Het pakket werd steeds dikker: Het vormde veen.

Denken, delen, uitwisselen

1. In de plassen water kwamen dode plantenresten te liggen.

2. Door de Waddenzee werd er regelmatig klei afgezet in het gebied.

3. Er ontstond veen.

4. Later sloten de duinen zich en kon er geen nieuwe klei afgezet worden.

---> Zet de zinnen in de juiste volgorde!

Aan de slag!

Wat: Maak opdracht 4 en 6 van par. 1.5 (online)

Hoe: Zelfstandig, in stilte

Hulp: Gebruik de leerstof van par. 1.5 (lesboek)

Tijd: 20 min

Resultaat: Je kan de leerdoelen van deze les uitleggen.

Klaar? Maak opdracht 7 van par. 1.5  (online)

Leerdoelen

• Je begrijpt hoe Laag-Nederland is opgevuld met veen en klei.
  
• Je kunt met behulp van een foto of topografische kaart aanwijzen of een landschap in Hoog- of in Laag-Nederland ligt.