Als je een instructie schrijft, houd je rekening met je lezer. Hij moet jouw instructie goed kunnen begrijpen en uitvoeren. Zo schrijf je een instructie:
Noem het onderwerp en het doel van je instructie.
Geef de informatie stap voor stap, in korte en eenvoudige zinnen.
Zet alles in de volgorde waarin de ander het moet uitvoeren.
Begin elke instructiezin met een doe-woord: Pak … Doe … Schroef …
Gebruik signaalwoorden: Eerst … Dan … Daarna … Vervolgens … Ten slotte …
Gebruik afbeeldingen als die je instructie verduidelijken.
Slide 3 - Diapositive
Met signaalwoorden geef je de verbanden in je tekst aan.
Gebruik bij stappen die iemand in de juiste volgorde moet uitvoeren: eerst, daarna, vervolgens enzovoort.
Wanneer iemand iets tegelijkertijd moet doen, gebruik dan: ondertussen, terwijl enzovoort.
Bijvoorbeeld: Verwarm om te beginnen de oven voor op 220 °C. Snijd ondertussen de tomaten in plakjes.
Slide 4 - Diapositive
Als iemand iets juist niet moet doen, gebruik dan: maar, je moet echter … enzovoort.
Bijvoorbeeld: Gebruik geen spijker, maar neem een schroef.
Wanneer je uitlegt waarom iets op die manier moet, gebruik dan: omdat, want enzovoort.
Bijvoorbeeld: Geef de egels geen melk, want daarvan kunnen ze diarree krijgen.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Even checken.
Wie vertelt mij in het kort, wat er zojuist is verteld?
Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................
Slide 7 - Diapositive
Nu zelfstandig aan de slag
Bespreken opdrachten en evaluatie van de les
Wat nu?
Voordatje de opdrachten gaat maken, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 97+ 98 goed door.
Opdrachten maken 1 t/m 8 blz. 97 t/m 100
Slide 8 - Diapositive
Aan de slag
Slide 9 - Diapositive
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd?
Wat moet je onthouden, is belangrijk?
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?