1Ha - oefentoets Chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

La semaine dernière 

les amis ont été à 

la mer

belge

Ils ont                  dans la piscine

donné

nagé

En Allemagne, on parle

anglais

allemand

Il fait 30 degrés. Comme il fait

chaud

froid

Traduis.

Vertaal het woord tussen de haakjes 

in het Frans.

Hier, les filles ont fait les magasins
dans (het dorp) ……………..

Mes amis ont été en France
(vorige week) …………………….

Je veux faire de la plongée
(tijdens) …………….. les vacances

Kies de de juiste vorm 

van het werkwoord in de Présent.*

De werkwoorden zijn: être, avoir, aller, faire.

*Présent: tegenwoordige tijd

Je (aller) ......... à l'école.

1. vas
2. aller
3. ai
4. vais

Il (être) ......... à la maison.

1. es
2. suis
3. est
4. êtes

Tu (avoir) ......... un chien.

1. a
2. es
3. ont
4. as

Elles (faire) ......... leurs devoirs.

1. faire
2. faites
3. font
4. fais

Noteer de juiste vorm van FAIRE 

in de présent = de tegenwoordige tijd

Tu (faire) ........ du vélo?

Nous (faire) .............. du camping en été.

Vous (faire) .............. du sport.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm 

van de Passé Composé. 

Denk aan de juiste vorm van het hulpwerkwoord*.

*leer de tegenwoordige tijd van 'avoir' (j'ai, tu as, il/elle a etc.) dus goed uit je hoofd!

Il (donner) ………….. ……………… le livre à sa soeur

Vous (être) ………….. …………….. à l'hôtel?

Hier, ils (raconter) ……………… ………………… une histoire.

Tu (faire) …………… ……………… la grasse matinée
la semaine dernière?

Traduis.

Vertaal de volgende zinnen.

Les garçons ont rencontré leurs amis

Tu as été en Espagne?

Kies het juiste

bezittelijk voornaamwoord

(Onze) ………….. chien s’appelle Bobby

1. Son
2. Sa
3. Mon
4. Notre

(Hun) …………… soeur a été en vacances.

1. Votre
2. Leur
3. Notre
4. Ma

C’est (jullie) …….. mère?

1. ta
2. leur
3. votre
4. vos

Daphne est (mijn) …………….. amie.

1. mon
2. ma
3. ton
4. ta

Beschrijf jouw vakantie in 5 volledige zinnen. 

De vakantie is voorbij, je gebruikt dus de passé composé. 

Je beschrijft dat :

1. Je Brussel hebt bezocht         
2. In een hotel bent geweest 
3. Het mooi weer was 
4. Je Engels hebt gesproken
5. Dat het super was

Beschrijf jouw vakantie in 5 volledige zinnen.

Wat moet je nog beter leren voor het proefwerk?

Nog even in het kort: wat kun je dit proefwerk verwachten?

• Kies het juiste Franse woord (keuze uit 2)
• de Passé Composé (dus het werkwoord avoir kunnen vervoegen!)
• het werkwoord 'faire' vervoegen in de 'présent' (=tegenwoordige tijd)
• het bezittelijk voornaamwoord (son, sa, mon, ma, etc.)
• vertalen van korte Franse zinnen naar het Nederlands
• in het Frans vertellen hoe je vakantie is geweest (phrases-clés)
• woordjes vertalen NL > Fr én Fr > NL. Let op mannelijk/vrouwelijk (le/la)!
• tekst lezen + meerkeuzevragen maken

Bon travail !