Hoofdstuk 4,1 voorkennis significantie en dichtheid
Significantie en dichtheid
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Significantie en dichtheid
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen vandaag?
Het belangrijkste hoofdstuk van je hele scheikunde carrière: molrekenen.
Voor sommige een makkie, voor sommige echt even aanpoten.
Daarom wil ik alle hands on deck. Doe serieus mee, wees stil als iemand een vraag stelt, schrijf alles mee, doe mee met de opdrachten (REKENMACHINE MEE)
Slide 2 - Diapositive
Aan het einde van de les kun je
Rekenen met dichtheid (kon je als het goed is al, ik leer je nog een trucje vandaag)
Kun je rekenen met de juiste significante cijfers
Slide 3 - Diapositive
Tel- en meetwaarden
Telwaarden = concrete getallen die je kunt tellen
(25 leerlingen, niet 24,67 leerlingen)
Meetwaarden = getallen uit een meting. Kunnen een bepaalde onnauwkeurigheid hebben
(2,36 gram zout)
voornamelijk gebruikt in de scheikunde
Slide 4 - Diapositive
Significantie regels
- Horen bij meetwaardes
- Bij delen en vermenigvuldigen: niet meer significantie cijfers dan het getal met de laagste hoeveelheid significantie cijfers
- optellen en aftrekken: schrijf eerst alles op in dezelfde eenheid en dezelfde 10 macht --> getal niet meer decimalen dat het getal met de laagste aantal decimalen
Slide 5 - Diapositive
Significantie
- Nullen vóór het getal begint tellen niet mee, wel daarna
Slide 6 - Diapositive
Hoeveel significantie cijfers heeft: 0,03245
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Hoeveel significantie cijfers moet de volgende rekensom hebben: 2,314 * 4,3
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quiz
Wat is het goede antwoord? 2,14 gram + 3,4 gram
A
5 gram
B
5,5 gram
C
5,54 gram
Slide 9 - Quiz
Grootheden
Een grootheid is iets wat je kunt meten (bijvoorbeeld 'lengte')
Voorbeelden van grootheden zijn: lengte, breedte, hoogte, afstand , tijd , snelheid , gewicht , inhoud , geluidssterkte , temperatuur, etc.
De grootheid staat altijd voor het getal.
Slide 10 - Diapositive
Eenheden
een eenheid is de maat waarmee je meet (bijvoorbeeld 'meter')
Voorbeelden van eenheden zijn 'meter','vierkante meter', 'kubieke meter', 'seconden', 'minuten', 'graden Celsius' en 'meter per seconde'.
Een eenheid is gemakkelijk te herkennen doordat we het achter een getal kunnen plaatsen.
Slide 11 - Diapositive
Probleem:
Binnen de scheikunde en ook natuurkunde staan veel gegevens in verschillende soorten eenheden.
hoe ga je daar mee om?
Een goed voorbeeld is rekenen met dichtheid
ik laat je zien hoe ik het doe, maar als je een andere methode hebt die ook werkt mag dat uiteraard ook
Slide 12 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 1. Zoek de dichtheid in de BiNaS
Slide 13 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 1. Zoek de dichtheid in de BiNaS
0,79 * 103 kg/m3
Stap 2. Kijk of je massa x of : dichtheid moet doen
Slide 14 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 1. Zoek de dichtheid in de BiNaS
0,79 * 103 kg/m3
Stap 2. Kijk of je massa x of : dichtheid moet doen
we moeten :
stap 3. Zet het geen wat je hebt gekregen (60 gram) om naar een eenheid die in de dichtheid staat --> kg
Slide 15 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 1. Zoek de dichtheid in de BiNaS
0,79 * 103 kg/m3
Stap 2. Kijk of je massa x of : dichtheid moet doen
we moeten :
stap 3. Zet het geen wat je hebt gekregen (60 gram) om naar een eenheid die in de dichtheid staat --> kg
60/1000 = 0,06 kg
Slide 16 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 3. Zet het geen wat je hebt gekregen (60 gram) om naar een eenheid die in de dichtheid staat --> kg
60/1000 = 0,06 kg
stap 4. ga naar volume --> 0,06 kg / 0,79 * 103 kg/m3 = 0,0000759
Slide 17 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 3. Zet het geen wat je hebt gekregen (60 gram) om naar een eenheid die in de dichtheid staat --> kg
60/1000 = 0,06 kg
stap 4. ga naar volume --> 0,06 kg / 0,79 * 103 kg/m3 = 0,0000759
Stap 5. de eenheid van je antwoord is de eenheid van de dichtheid die overblijft --> m3
Slide 18 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
stap 4. ga naar volume --> 0,06 kg / 0,79 * 103 kg/m3 = 0,0000759
Stap 5. de eenheid van je antwoord is de eenheid van de dichtheid die overblijft --> m3
0,0000759 m3
stap 6. Ga naar de gewenste eenheid --> mL (cm3)
Slide 19 - Diapositive
Stel: je hebt 60 gram aceton, hoeveel mL is dat?
0,0000759 m3
stap 6. Ga naar de gewenste eenheid --> mL (cm3
0,000759 * 106 = 75,95 mL
je bent klaar
Dit kun je voor alles gebruiken (ook g/mol of L/mol etc etc)
Slide 20 - Diapositive
Wil je liever de dichtheid omzetten naar de juiste eenheid? dat mag natuurlijk maar hier maak je veel sneller fouten mee. dus check altijd je antwoord
Slide 21 - Diapositive
Goed test jezelf: hoeveel mL olijfolie heb je als je 250 gram hebt?