Thema 6 - Vergrotende en overtreffende trap

1 / 26
suivant
Slide 1: Vidéo
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

    klein, kleiner - groot, groter
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -er achter het woord:
klein - kleiner
groot - groter
dik - dikker
mooi - mooier 

Slide 2 - Diapositive

Woorden die op een -r eindigen?

Deze woorden krijgen -der achter het woord:

lekker - lekkerder
duur - duurder
zwaar - zwaarder

Slide 3 - Diapositive

Let op!
Er zijn ook onregelmatige woorden:
        graag  - liever  
        goed   - beter 
        veel     - meer   
       weinig - minder 

Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!

Slide 4 - Diapositive

Je vergelijkt twee mensen of dingen
-> dan


Omar is ouder dan  mijn broer.
Mijn auto is mooier dan  jouw auto. 
Ik ben langer dan jij.
Maria is jonger dan ik.

Slide 5 - Diapositive

De vergrotende trap krijgt dus -er
kort - korter
lang -  langer

let op:
slim - slimmer
let op:
groot - groter

Slide 6 - Diapositive

Wat is de vergrotende trap van 'mooi'?
A
mooier
B
mooie
C
meer mooi

Slide 7 - Quiz

Welk woord is de vergrotende trap van 'goed'?
A
goed
B
beter
C
goeder

Slide 8 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'klein'?
A
kleiner
B
kleine
C
meer klein

Slide 9 - Quiz

Welk woord is de vergrotende trap van 'snel'?
A
snel
B
snelst
C
sneller

Slide 10 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'duur'?
A
duur
B
duurder
C
duurer

Slide 11 - Quiz

Wat doe je meestal om een vergrotende trap te maken?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de vergrotende trap van 'graag'?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de vergrotende trap van weinig?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de vergrotende trap van:
stil

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'graag'?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'groot'?

Slide 17 - Question ouverte

De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.

Slide 18 - Question ouverte

James is ______ dan Blazej.
(groot)

Slide 19 - Question ouverte

Zelf zinnen maken
Gebruik een vergelijking en het woordje dan.
Bijvoorbeeld: 
mijn fiets - jouw fiets

Mijn fiets is groter dan jouw fiets. 

Slide 20 - Diapositive

rood - geel

Slide 21 - Question ouverte

koekjes - fruit

Slide 22 - Question ouverte

Wat is de overtreffende trap van duur?
A
duurder
B
durst
C
duurst
D
duur

Slide 23 - Quiz

Welke vraag heb je nog over de vergrotende trap?

Slide 24 - Question ouverte

Ben je klaar voor de toets?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van veel?
A
meer
B
meest
C
minder
D
minst

Slide 26 - Quiz