woordenschat blok 4

woordenschat testen
bok 4. 

Succes en hopelijk weet jij de meeste woorden :) 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

woordenschat testen
bok 4. 

Succes en hopelijk weet jij de meeste woorden :) 

Slide 1 - Diapositive

de choreografie
A
het voetenwerk
B
de van tevoren bedachte danspasjes
C
de landen in een atlas
D
de tekst die je moet kennen voor een muscial

Slide 2 - Quiz

Leg uit wat je ergens voor opgeven en je ergens voor afmelden is

Slide 3 - Question ouverte

constateren
A
vaststellen
B
met woorden aangeven
C
een contract voor een baan krijgen
D
wat je in je oog doet om beter te kunnen zien

Slide 4 - Quiz

de souplesse
A
dat je graag soep eet
B
dat je je tenen kunt aanraken
C
het eerste optreden of de eerste wedstrijd
D
de soepelheid

Slide 5 - Quiz

noem voorbeelden
van zaken die je
kunt verguizen

Slide 6 - Carte mentale

de vedette
A
iemand die bekend is
B
iemand die bekend in de sport is
C
iemand die een bekende Nederlander is
D
iemand die door zijn prestaties bekend is

Slide 7 - Quiz

Wat betekent adoreren?

Slide 8 - Question ouverte

Zoek een plaatje van een toename

Slide 9 - Question ouverte

Zoek een plaatje van een afname

Slide 10 - Question ouverte

smachten naar
A
heel aantrekkelijk
B
verlangen naar
C
je moet er naar blijven kijken
D
er de hele tijd over praten

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met het woord inclusief erin ( denk eraan niet; dat is inclusief)

Slide 12 - Question ouverte

Leg uit wat tot elke prijs betekent.

Slide 13 - Question ouverte

Zich spiegelen aan
A
in de spiegel kijken
B
in dezelfde spiegel kijken
C
je vergelijken met een ander
D
iets heel graag den

Slide 14 - Quiz

de reputatie
A
de goede of slechte naam waardoor je bekend bent
B
de mensen die je volgen.
C
iets krijgen door er moeite voor te doen
D
geluk hebben met

Slide 15 - Quiz

de carrière
A
alles wat je gedaan hebt in je leven
B
helemaal niet
C
ergens je hand niet voor omdraaien
D
de banen die je achter elkaar gehad hebt.

Slide 16 - Quiz