Taal thema 4 les 6 a+6

Taal thema 4 les 6 a+b
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taal thema 4 les 6 a+b

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Ik leer de nieuwe themawoorden binnen het thema 'helden' en aan het einde van de les laat ik zien dat ik 7 van de 12 woorden ken door middel van een quiz. 

Slide 2 - Diapositive

Welke themawoorden ken je nog van de vorige woordenschatles (thema 'helden') en wat betekenen deze woorden?

Slide 3 - Carte mentale

Uitleg
Ik leg jullie de betekenis van een woord uit. Je kan daarna een vraag krijgen, dus let goed op!. 

Je doet actief met mij mee. Als er een schrift op de dia staat, schrijf je het woord en de betekenis op in je aantekeningenschrift! 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Verguizen
Sterk afkeuren. 

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent verguizen?

Slide 7 - Question ouverte

Adoreren 
Heel erg bewonderen

Slide 8 - Diapositive

Wie adoreer jij?

Slide 9 - Question ouverte

Vedette
Iemand die door zijn prestaties in de sport of kunst erg populair is. 

Slide 10 - Diapositive

Furore maken
Steeds bekender en beroemder worden.

Slide 11 - Diapositive

De aanhang
De mensen die je volgen. 

Slide 12 - Diapositive

Vermaard
Beroemd.

Slide 13 - Diapositive

Het debuut
Het eerste optreden of de eerste wedstrijd in het openbaar. 

Slide 14 - Diapositive

De souplesse
De soepelheid.

Slide 15 - Diapositive

Verwerven
Iets krijgen door er moeite voor te doen.

Slide 16 - Diapositive

Heb jij wel eens iets verwerft? Zo ja, wat?

Slide 17 - Question ouverte

De reputatie
De goede of slechte naam waardoor iemand of iets bekend is. 

Slide 18 - Diapositive

Gezegend zijn met


Geluk hebben.

Slide 19 - Diapositive

Er wel pap van lusten
Iets heel graag doen, er gek op zijn.

Slide 20 - Diapositive

Waar lust jij wel pap van?

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent vermaard?
A
steeds bekender en beroemder worden
B
beroemd
C
de goede of slechte naam waardoor iemand bekend is
D
geluk hebben

Slide 22 - Quiz

Wat betekent de aanhang?
A
de goede of slechte naam waardoor iemand bekend is
B
beroemd
C
geluk hebben
D
de mensen die je volgen

Slide 23 - Quiz

Wat betekent gezegend zijn met?
A
geluk hebben
B
de mensen die je volgen
C
beroemd
D
iets heel graag doen, er gek op zijn

Slide 24 - Quiz

Wat betekent furore maken?
A
geluk hebben
B
steeds bekender en beroemder worden
C
beroemd
D
iets heel graag doen, er gek op zijn

Slide 25 - Quiz

Wat betekent de vedette?
A
iets krijgen door er moeite voor te doen.
B
Iemand die door zijn prestaties in de sport of kunst erg populair is.
C
beroemd
D
geluk hebben

Slide 26 - Quiz

Wat betekent verwerven?
A
Iets krijgen door er moeite voor te doen
B
geluk hebben
C
beroemd
D
Iemand die door zijn prestaties in de sport of kunst erg populair is.

Slide 27 - Quiz

Wat betekent er wel pap van lusten?
A
iets krijgen door er moeite voor te doen
B
iets heel graag doen, er gek op zijn
C
geluk hebben
D
de mensen die je volgen

Slide 28 - Quiz

Wat betekent verguizen?
A
heel erg bewonderen
B
iets heel graag doen, er gek op zijn
C
steeds bekender en beroemder worden
D
Sterk afkeuren

Slide 29 - Quiz

Wat betekent adoreren?
A
beroemd
B
de goede of slechte naam waarmee iemand bekend is
C
Heel erg bewonderen
D
geluk hebben

Slide 30 - Quiz

Wat betekent het debuut?
A
het eerste optreden of eerste wedstrijd in het openbaar
B
geluk hebben
C
heel erg bewonderen
D
de goede of slechte naam waarmee iemand bekend is

Slide 31 - Quiz

Wat betekent de souplesse?
A
het eerste optreden of eerste wedstrijd in het openbaar
B
Sterk afkeuren
C
geluk hebben
D
de soepelheid

Slide 32 - Quiz

Wat betekent de reputatie?
A
geluk hebben
B
De goede of slechte naam waardoor iemand of iets bekend is.
C
het eerste optreden of eerste wedstrijd in het openbaar
D
de soepelheid

Slide 33 - Quiz

Hoeveel quizvragen (nieuwe themawoorden) had jij goed?
112

Slide 34 - Sondage

Heb je het doel van de les behaald en hoe kan je dat bewijzen?

Slide 35 - Question ouverte

Wat vond je van deze (online) les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage