Week 2. Diafragma

• Fotografie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Week 2. Fotografie

Theorie: diafragma 

Het Diafragma

Les: 6

Het Diafragma zit in de lens van de camera. Het is de opening van de lens die je zelf groter of kleiner kunt maken.

Hoe groter de opening, des te meer licht er op de beeldsensor van de camera komt.

Naast de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt, bepaal je met het diafragma ook de scherptediepte in je foto. Scherptediepte is het scherpe gedeelte in de foto.

laag diafragmagetal (bijv. F4)

hoog diafragmagetal (bijv. F29)

scherp stellen op de ogen

Klinkt ingewikkeld, maar hoe meer je ermee oefent, hoe handiger je ermee wordt.

 Ezelsbruggetje:

"hoe lager, hoe vager."

Dus hoe lager het F-getal, hoe meer er onscherp en dus vager is.

Welke twee dingen beïnvloed je met het diafragma?

1. Sluitertijd en brandpuntafstand
2. Sluitertijd en flits
3. scherptediepte en licht
4. scherptediepte en sluitertijd

Met het diafragma bepaal je de hoeveelheid licht die je camera binnenkomt en de scherptediepte in je foto.

Welk diafragma je kiest hangt geheel af van wat je wilt bereiken met je foto.

Wil je aandacht naar één punt in je foto, dan kies je een groot diafragma (laag F-getal)

Wil je zowel de voor en achtergrond scherp, dan kies je een klein diafragma (hoog F-getal)

Kies je hier voor een hoog of laag F-getal?

Kies je hier voor een hoog of laag F-getal?

Welk diafragma kies je?
Je maakt een portretfoto van een beste vriend/vriendin.

1. F16
2. F2

Welk diafragma kies je?
Je bent op vakantie en wilt een foto maken van het uitzicht?

1. F16
2. F2

Welk diafragma kies je?
Het is behoorlijk donker binnen, maar je wilt toch een foto maken.

1. F16
2. F2

Opdrachten

Diafragma

Opdracht:

Kies een object en plaats dit in de voorgrond. 

Zorg dat er niet meer dan 20 cm ruimte tussen het object en de camera zit.

Doe dit 5 keer met 5 verschillende voorwerpen in de voorgrond.

Iedere foto maak je 2 x: 

1 keer met een groot diafragma, en 1 keer met een klein diafragma.

Diafragma

Stel je camera in op de AV of A stand

Maak een foto bij een groot diafragma (F4.0 bijvoorbeeld)

Maak een foto bij een klein diafragma (F16 bijvoorbeeld)

Diafragma

Vergelijk je foto's 

Plaats beide foto's naast elkaar in een Word of Publisher document. 

Geef bij de foto's aan of je een groot of een klein diafragma hebt gebruikt.

Doe dit 5 keer, met de 5 verschillende objecten in de voorgrond.