Woordenschat hoofdstuk 1, woordraadstrategie zoek een synoniem

WOORDENSCHAT H1
Woordraadstrategie: zoek een synoniem
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

WOORDENSCHAT H1
Woordraadstrategie: zoek een synoniem

Slide 1 - Diapositive

Wat is een synoniem?

Slide 2 - Question ouverte

Het is ideaal weer om buiten te gaan zwemmen.
Wat is een synoniem voor ideaal?
A
Mooi
B
Leuk
C
Perfect
D
Zonnig

Slide 3 - Quiz

Noem een synoniem voor...
souterrain

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het nut van een woordraadstrategie?

Slide 5 - Question ouverte

Suze doet altijd haar best, ze is heel gedreven.
Wat is een synoniem voor gedreven?
A
fanatiek
B
vervelend
C
eigenwijs
D
zelfverzekerd

Slide 6 - Quiz

Noem een synoniem voor...
bonje

Slide 7 - Question ouverte

Als je het zelf niet fijn vindt, moet je anderen ook niet zo bejegenen.
Wat is een synoniem voor bejegenen.
A
uitlachen
B
pesten
C
kwetsen
D
behandelen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent context?

Slide 9 - Question ouverte

Veel mensen vertrouwen Dani omdat hij altijd heel oprecht is.
Wat is een synoniem voor oprecht?
A
Betrouwbaar
B
Lief
C
Vriendelijk
D
Eerlijk

Slide 10 - Quiz

Noem een synoniem voor...
ruïneerde

Slide 11 - Question ouverte

Waarom kan je synoniemen niet altijd door elkaar gebruiken?

Slide 12 - Question ouverte

Noem een synoniem voor...
amicaal

Slide 13 - Question ouverte

Einde

Slide 14 - Diapositive

Hoofdstuk 1 
Grammatica zinsdelen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 17 - Carte mentale

Zinsdelen

Slide 18 - Carte mentale

Persoonsvorm
- Zin bestaat uit werkwoorden.  Een daarvan is de persoonsvorm.
-Geef getal en tijd aan.
Jarno wil vrijdag graag voetballen.
Zijn vrienden wilden liever gamen.

Slide 19 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Maak van de zin een vraag. De pv staat dan vooraan.
2. Verander de zin van tijd.  (tegenwoordige tijd/verleden tijd) Het werkwoord dat verandert, is de pv.
3. Verander het getal van de zin. (enkelvoud/meervoud) Het werkwoord dat verandert, is de pv.

Slide 20 - Diapositive

Zinsdelen
- Een woord of groepje woorden die bij elkaar horen. Voor de persoonsvorm staat meestal maar één zinsdeel.

Slide 21 - Diapositive

Hoe vind je de zinsdelen?
1. Probeer welke woorden je samen voor de pv kunt zetten. Die woorden zijn samen een zinsdeel.
2. Kijk welke woorden in dezelfde volgorde naast elkaar blijven als de zin verandert. Die woorden zijn samen een zinsdeel.

Slide 22 - Diapositive

Zelfstandig werken
Lezen theorie op blz. 28
Maken opdracht 1 en 2 op blz. 29
Klaar? Maak de startopdracht op blz. 28

Slide 23 - Diapositive