2 havo PTO 3 les 4

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

context
 geheel ,omstandigheden ,redeverband , samenhang 

Slide 3 - Diapositive

Weet je nog op welke manier ( strategie) je kunt bedenken wat de betekenis is van een woord?

Slide 4 - Question ouverte

De context van het verhaal. De samenhang is dat....

De blaag speelt voetbal. De kwajongen is daar goed in.

Vandaag draag ik zwart. Wit draag ik normaal nooit.

De voetbalexpert kijkt naar de spelers.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

woordraadstrategie: synoniem
woordraadstrategie: samenstelling
 woordraadstrategie: ?

Slide 7 - Diapositive

 woordraadstrategie: 
tegenstelling
  etymologie
  samenstelling
  synoniem
   andere taal

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive


Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'
A
zijn
B
Tom
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 18 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens

Slide 19 - Quiz

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 21 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 22 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 23 - Quiz

1. Het bureau / staat / in de klas / aan de rechterkant.
Juist verdeeld
Onjuist verdeeld
2. Wat hebben / jullie / gisteren / gedaan / tijdens de pauze?
3. Tijdens de wedstrijd / heeft / de tegenstander / zes doelpunten / gescoord.
4. De slimme leerlingen / uit klas 1 / kunnen / de zin / in zinsdelen / verdelen.

Slide 24 - Question de remorquage