basisvoeding herhaling (les 14)

Olijfolie is vetter dan boter
A
juist
B
onjuist
1 / 42
suivant
Slide 1: Quiz
BasisvoedingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Olijfolie is vetter dan boter
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

1: olijfolie is inderdaad vetter dan roomboter. Olijfolie is een meervoudig onverzadigd vetzuur (is vloeibaar bij kamertemperatuur, verlagen cholesterol en spelen een rol bij het voorkomen van hart- en vaatziekten) en roomboter zijn verzadigde vetzuren (zijn gehard en vast bij kamertemperatuur, verhogen het cholesterolgehalte en de kans op hart- en vaatziekten)
Welke soort verzuren heb je nog meer? (transvetten)

Je kunt beter steeds kleine slokjes drinken dan in één keer 250ml per 10-15 min.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Onjuist. Als je steeds kleine slokjes drinkt gaat het klotsen in je maag. Drink liever 250 ml ineens, dan wordt je maag snel geleegd.
12 Cashewnoten bevatten net zoveel calorieën als een kroket.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Juist, in cashewnoten zitten wel onverzadigde vetten en vitamine B
Becel dieet is bijna net zo vet als roomboter.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Juist, maar 70% minder verzadigd vet en 30% meer omega-vetzuren
Er zit meer vet in jonge, als in oude kaas.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

onjuist. Daar zit in principe geen verschil tussen. Het vetpercentage wordt nl op vaste stof basis berekent. Hoe lang de kaas gerijpt heeft bepaald wel het vocht gehalte, maar niet hoeveel vet er in overblijft (Dit verdampt immers niet).
Het vetgehalte van kaas wordt meestal aangeduid met een cijfer en een plusteken: bijvoorbeeld 48+, 30+, 20+.

Vitamine C kun je onbeperkt nemen het overschot plas je namelijk uit en heeft geen consequenties voor de gezondheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Onjuist
Teveel vitamine C
Een teveel aan vitamine C kan schadelijk zijn, hoewel het overschot wordt uitgeplast. Meer dan 2 gram vitamine C per dag kan leiden tot darmklachten of diarree en een verhoogde uitscheiding van oxaalzuur met de urine.

Ingrid wil afvallen en sport van 20.30 tot 22.00u. Omdat het al zo laat is, is het beter dat ze na de training veel water drinkt en niets meer eet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Onjuist, als je traint verlies je niet alleen vocht maar moet je ook je koolhydraten aanvullen en is er eiwit nodig voor spierherstel. Liefst binnen 2 uur weer aanvullen dan staan de cellen nog open en kan het sneller opgenomen worden waardoor je eerder herstelt van de training.
Wat een betere tip is om af te vallen is ‘s ochtends sporten op een lege maag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Onjuist
Eet iets licht verteerbaars vóór het sporten
Tot 1 uur voor het sporten kun je wel een licht verteerbaar tussendoortje eten, dat voldoende energie levert, zoals:
 Een dubbele bruine boterham met jam of 30+ kaas
 Een krentenbol
 Een schaaltje magere yoghurt
 Een banaan
 Een appel
 Een plak ontbijtkoek
Speciale repen voor sporters bevatten relatief veel calorieën. Ze zijn niet echt nodig.
Sport niet op een nuchtere maag
Sporten op een lege maag zorgt niet voor een snellere vetverbranding, zoals wel eens gedacht wordt. Je loopt het risico dat je tijdens het sporten minder energie hebt en daardoor eerder stopt. Sommige mensen vallen zelfs flauw, omdat het glucosegehalte in het bloed daalt.
Voorkom maagklachten tijdens het sporten
Voorkom maagklachten: eet ongeveer 2 uur voor het sporten geen maaltijd meer. Het verteren van voedsel vraagt om een constante aanvoer van zuurstof en bloed naar het maag-darmkanaal. Als je tegelijkertijd sport, vragen je spieren ook om zuurstof en bloed. De 2 processen komen met elkaar in het gedrang, waardoor maagklachten ontstaan.
Komt het zo uit dat je voor het sporten toch een maaltijd eet, kies dan liever geen vlees, aardappelen, pasta, vette vis, ei, groente of peulvruchten. Ze blijven lang in je maag aanwezig en daar kun je tijdens het sporten last van krijgen.
Kijk ook uit met pittig eten, melkproducten, prei, ui, ijskoude en koolzuurhoudende dranken. Sommige mensen reageren er gevoelig op en krijgen last van hun maag en darmen tijdens het sporten.

Energieverbruik =

A
De hoeveelheid energie die je tijdens bewegen gebruikt
B
De hoeveelheid energie die je in rust gebruikt
C
ruststofwisseling + lichaamsbeweging
D
stofwisseling + lichaamsbeweging

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke factoren beïnvloeden het energieverbruik?

Slide 10 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Mensen die elk jaar maar aankomen eten soms te weinig?

A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Energie kan niet verloren gaan
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor energie in voeding is

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke energieleverende voedingsstoffen ken je?

Slide 14 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je wilt afvallen kan je beter niet koolhydraten en eiwitten samen in één maaltijd gebruiken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dikke mensen hebben een tragere stofwisseling dan slanke mensen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een donut bevat andere koolhydraten dan een banaan?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Als je het inneemt zijn het beide andere soorten koolhydraten 
Na de spijsvertering zijn de koolhydraten uit een donut hetzelfde als de koolhydraten uit een banaan?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Ze zijn beide omgezet en opgeslagen als glucogeen 
Welke banaan zou jij een sporter adviseren tijdens een tenniswedstrijd?
A
Een groene banaan?
B
Een gele rijpe banaan?

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline is nodig voor?

Slide 20 - Question ouverte

Insuline zorgt er voor dat glucose wordt vervoerd naar de cellen, dat de cellen open gaan, zodat glucose naar binnen kan om te worden verbrand tot energie. Glucose die niet direct nodig is wordt opgeslagen in lever, vet en spieren, en kan later worden gebruikt. Bij onvoldoende insuline, of als de cellen ongevoelig zijn voor insuline, kan glucose de cel niet goed in, waardoor de bloedglucose stijgt. Zo ontstaat diabetes.

Wat betekent hypoglycemie?

Slide 21 - Question ouverte

wat denk je dat het betekend?:


Een bloedsuikerspiegel die te sterk wisselt. De klachten treden vooral op wanneer de bloedsuikerspiegel te laag is.

Wat zijn de belangrijkste leveranciers van koolhydraten?

Slide 22 - Carte mentale

Wat denk  jij?
timer
1:00
Onverzadigde vetten.
Verzadigde vetten.

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De opslagcapaciteit voor vet is onbeperkt. Waar of nietwaar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het meeste vet bevindt zich onder de huid, tussen de organen in de buikholte en een klein beetje in de spieren. Waar is het van afhankelijk waar het vet zich opslaat?
A
Lengte
B
Geslacht
C
Afkomst
D
Lichaamsbouw

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk vetgedeelte wordt het eerst als brandstof aangesproken bij lichamelijk inspanning?
timer
0:30
A
In de spieren
B
Onder de huid
C
Buikvet
D
tussen de organen in de buikholte

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar is de subtraatkeuze van afhankelijk?
timer
0:30
A
Wat je die dag hebt gegeten?
B
intensiteit en duur training
C
getraindheid
D
duur van je slaap

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens een lichte inspanning verbrandt een sporter relatief meer vetten.
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Naarmate de inspanning langer duurt worden er meer vetten verbruikt?
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Getraindheid en de intensiteit van bewegen maakt uit voor de vetverbranding.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn essentiële vetzuren
A
Vetten die je lichaam nodig heeft
B
Verkeerde vetten
C
Vetten die je uit essentiële voedingsstoffen haalt
D
Goede vetten

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eiwitten zijn:
A
Bouwstoffen
B
Brandstoffen

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar zitten eiwitten in?

Slide 33 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er als je te weinig voedingstoffen binnen krijgt en heel intensief gaat sporten?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Eiwitten zijn geschikt als energieleverende stof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de gemiddelde eiwitbehoefte voor iemand die op kantoor werkt en niet aan sport doet?
A
0,5 gr per kilo lichaamsgewicht
B
0,8 gr per kilo lichaamsgewicht
C
1,2 gr per kilo lichaamsgewicht
D
1,5 gr per kilo lichaamsgewicht

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vrouwen kunnen slechter tegen alcohol
A
Waar, want de Lever van de man kan meer verwerken
B
Niet waar, want vrouwen hebben meer vetweefsel wat alcohol kan opvangen
C
Waar want mannen zijn over het algemeen zwaarder
D
niet waar want vrouwen hebben een hogere hartslag waardoor het sneller is verwerkt

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Biologische groente bevatten meer vitamines dan 'gewone' groenten?
A
waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In verse groenten zitten meer vitamines dan in groente uit blik/pot of uit de diepvries?

Slide 39 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

vitamine A, D en K
Zitten in 'Vette producten'
Kunnen worden opgeslagen 
Vitamine B en C
Zitten in groente, fruit en graan producten 
Kunnen niet worden opgeslagen 
In vet oplosbaar 
In water oplosbaar 

Slide 40 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling:
Van te veel natrium (zout) krijg je een hoge bloeddruk.

Slide 41 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling:
Als je fruit en groente bewaart, neemt de hoeveelheid vitamines en mineralen af?

Slide 42 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions