M12 Oefenen Woordsoorten en Zinsdelen

Oefenen woordsoorten
woordsoorten: LW - ZN - WW

Zinsdelen: PV - OND-WG
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenen woordsoorten
woordsoorten: LW - ZN - WW

Zinsdelen: PV - OND-WG

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn woordsoorten?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn 'de, het, een' voor woordsoorten?

Slide 3 - Question ouverte

Is een werkwoord een woordsoort?

Slide 4 - Question ouverte

Welk woordsoort is 'een'?

Slide 5 - Question ouverte

Welk woordsoort is 'snelweg'?

Slide 6 - Question ouverte

Welk woordsoort is 'Spanje'?

Slide 7 - Question ouverte

Benoem de woordsoorten van beide zinnen.
1) De scheidsrechter krijgt ...
2) Het jongetje pakt ...

Slide 8 - Question ouverte

Woordsoorten: alle woorden benoemen.
De zon schijnt. Hans is gelukkig.

Slide 9 - Question ouverte

Woordsoort 1: zelfstandig naamwoord

Woordsoort 2: werkwoord

Woordsoort 3: lidwoord

Willem
klokje
Fietst
drinken
een
opgegeten
gemaakt
hond
het
aardbeien

Slide 10 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke

Slide 11 - Question de remorquage

Oefenen zinsdelen
Zinsdelen: PV - OW-WG

Slide 12 - Diapositive

ik / wil / naar huis
Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
niets

Slide 13 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Hij eet een appel.'
A
3 zinsdelen
B
2 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
1 zinsdeel

Slide 14 - Quiz

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 15 - Quiz

Wat is de pv en wat is het wg?
Die buschauffeur liet ons allemaal staan.

Slide 16 - Question ouverte

Zet de zin in zinsdelen.
Mevrouw Simone had aan alle leerlingen koekjes gegeven.

Slide 17 - Question ouverte

Ik vond deze oefentoets
makkelijk
een beetje makkelijk
moeilijk
niet te doen

Slide 18 - Sondage