Grammatica 1-Wat is grammatica?

1THA Grammatica Cursus 5
week 9               Oefenen Gram. Zinsdelen
                          Woordsoorten af en > 80% score
week 10             Herhalen/Oefenen woordsoorten/zinsdelen
                          HA: Oefenen woordsoorten
                          TH: Toets Grammatica Cursus 5
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

1THA Grammatica Cursus 5
week 9               Oefenen Gram. Zinsdelen
                          Woordsoorten af en > 80% score
week 10             Herhalen/Oefenen woordsoorten/zinsdelen
                          HA: Oefenen woordsoorten
                          TH: Toets Grammatica Cursus 5

Slide 1 - Diapositive

Grammatica redekundig

Slide 2 - Diapositive

Grammatica taalkundig

Slide 3 - Diapositive

Wat is grammatica?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is grammatica?
Elke taal heeft eigen regels: wat de volgorde is van woorden in de zin, wat de taak is van elk woord in de zin of van elk deel van de zin. Grammatica=regels van de taal.Op welke manier kijk je naar taal
Er zijn 2 soorten:

taalkundige grammatica

(bijv. lidwoord, zelfst.nw. etc.)
woordsoorten zoeken. Aangeven welke taak elk woord in een zin heeft. 
redekundige grammatica

(onderwerp, lijdend voorwerp etc.)
zinsdelen zoeken. Je kijkt welke woorden in een zin bij elkaar horen en welke taak zo'n zinsdeel heeft.

Slide 5 - Diapositive

Geeft

Maak zelf een zin waarin dit werkwoord staat:
Maak daarna een zin zonder onderwerp.

Slide 6 - Diapositive

Hij
geeft
dat boek 
vandaag
aan jou
OF
De oude man
geeft
hem 
bij Albert Heyn
een tasje.
Zin zonder werkwoord (is lastig):
Hee, jij daar...

Slide 7 - Diapositive

  • Hoe vind je de pv in een zin?

  • Waarom is een pv een belangrijk zinsdeel?

 

Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm:
  • is altijd een werkwoord!
  • gebruik tijdproef         zet de zin van tegenwoordige tijd naar verleden tijd: pv verandert.
  • gebruik getalsproef        zet de zin van enkelvoud naar meervoud: pv verandert.
  • maak zin vragend. Pv staat vooraan. Dit werkt niet altijd!!

Slide 9 - Diapositive

  • 1  persoonsvorm 
Kom in actie! Schrijf zelf een zin met:
  • ow
  • wg
  • + nog een zinsdeel

Slide 10 - Diapositive

redekundig ontleden
  • pv = 
  • Zoek de zinsdelen.
  • ow = 
  • wg =  

Slide 11 - Diapositive

redekundig ontleden
  1. Zoek de pv door tijdsproef, getalsproef of zin vragend maken.
  2.  Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Zoek het OW: Wie/(wat) + pv?
  4. Zoek het WG. Alle werkwoorden in de zin samen horen bij het WG. Bij een scheidbaar werkwoord horen alle delen van het werkwoord bij het WG.

Slide 12 - Diapositive

Denk je bij het redekundig ontleden goed na over de vragen?
En nu oefenen! PV-zinsdelen-OW-WG

Slide 13 - Diapositive

Denk je bij het redekundig ontleden goed na over de vragen?
PV = denk
Denk / je / bij het redekundig ontleden / goed / na / over de vragen?
OW = je
WG = denk na

En nu oefenen! PV-zinsdelen-OW-WG

Slide 14 - Diapositive

Lijdend voorwerp:
  • Iemand 'overkomt' of 'ondergaat' iets. 
  • 'Ik koop een nieuwe fiets.'
  • Iemand doet 'iets' = OW
  • Wat gebeurt in de zin = PV
  • Wie/wat 'ondergaat' iets = LV 
  • Wat + pv/wg + ow?

Slide 15 - Diapositive

Neemt hij zijn fiets mee naar school?
En nu oefenen! PV-zinsdelen-OW-WG-LV

Slide 16 - Diapositive

Neemt hij zijn fiets mee naar school?
pv = neemt
Neemt / hij / zijn fiets/ mee / naar school?
ow = hij
wg = neemt mee
lv = zijn fiets
En nu oefenen! PV-zinsdelen-OW-WG

Slide 17 - Diapositive

Maak de opdrachten in paragraaf 6 en 8.
En nu oefenen! 

Slide 18 - Diapositive

  • Maak een zin met het werkwoord 'beloven'.
  • Ontleed de zin.
  • Kun je alle zinsdelen ontleden/benoemen?
En nu oefenen! 

Slide 19 - Diapositive

Meewerkend voorwerp:
  • Geeft aan voor wie iets bestemd is.
  • Antwoord op de vraag: 
  • Aan wie + pv/wg + ow + lv ? 
  • Soms begint het meewerkend voorwerp met 'aan'. 
  • Je kunt 'aan' toevoegen of weglaten.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Bijwoordelijke bepaling:
  • een plaatsbepaling, tijdsbepaling, bepaling van de reden, bepaling van hoedanigheid etc.
  • Geeft antwoord op de vragen: waar, wanneer, waardoor, waarheen, hoe, hoe lang, hoe ver etc.
  • Er kunnen meerdere bwb in een zin voorkomen.

Slide 22 - Diapositive

Vul de zin aan met een pv/wg, lv, mv en bwb.


Vandaag /  ...   / wij /     .... /  ......  /  ......  /.
En nu oefenen! 

Slide 23 - Diapositive

Maak de opdrachten in paragraaf 7, 9 en 11.
En nu oefenen! 

Slide 24 - Diapositive

taalkundig ontleden
  • We gaan elk woord in de zin een naam geven.
  • Wat weet je van lidwoorden en zelfstandig naamwoorden?
  • Ga naar blz. 206 NN. Lees de theorie.
  • Maak opdracht 2 en 3

Slide 25 - Diapositive

  • Ga naar Google Classroom. Maak de 2 oefeningen.
En nu oefenen!

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Diapositive