Vooruitwerklab

Wat weet jij nog?
Laten we kijken naar de kennis die jij in huis hebt! 

Dit gaat over de onderdelen: hoofdletters, interpunctie, werkwoordspelling, samenstellingen en woordsoorten.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wat weet jij nog?
Laten we kijken naar de kennis die jij in huis hebt! 

Dit gaat over de onderdelen: hoofdletters, interpunctie, werkwoordspelling, samenstellingen en woordsoorten.

Slide 1 - Diapositive

Hoe?
We starten eerst met een aantal kennisvragen, daarna krijg je vragen waar je de kennis moet toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Welke woorden behoren tot de lidwoorden?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Mens, dier, ding , plant, naam
B
Mens, dier, ding, plant, werkwoord
C
Dier, mens, werkwoord, voorzetsel
D
Ding, naam, plant, werkwoord

Slide 4 - Quiz

Welk woordsoort kan je tussen een lidwoord en zelfstandig naamwoord zetten?

Slide 5 - Question ouverte

Een sterk werkwoord schrijf je...
A
+ te(n)/de(n)
B
Met een verandering in de klinker

Slide 6 - Quiz

Een voltooid deelwoord eindigt op een -d als....
A
De stam van het werkwoord niet in 't sexy fokschaap zit
B
De stam van het werkwoord wel in 't sexy fokschaap zit

Slide 7 - Quiz

Wanneer gebruik je de tussenletters -en- bij samenstellingen?

Slide 8 - Question ouverte

Je schrijft een tussenletter -s- als...

Slide 9 - Question ouverte

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?

Slide 10 - Question ouverte

Elke zin start met een hoofdletter en eindigt met een punt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Een dubbele punt (:) gebruik je bij
A
Tegenstellingen
B
Tussen twee zinnen
C
Opsommingen
D
Tussen twee zinsdelen

Slide 12 - Quiz

Benoem het woordsoort:

'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 13 - Quiz

Benoem het woordsoort:

'grote'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie
A
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
B
Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
C
Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
D
Mees riep, kijk uit voor die fietser!

Slide 15 - Quiz

In welke zin klopt de interpunctie?
A
De jongen heeft de finale verloren
B
de jongen heeft de finale verloren
C
de Jongen heeft de finale verloren.
D
De jongen heeft de finale verloren.

Slide 16 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
vertelt
B
koelkast
C
een
D
bal

Slide 17 - Quiz

Wat is geen sterk werkwoord?
A
Hebben
B
Slaan
C
Fietsen
D
Verliezen

Slide 18 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten

Slide 19 - Quiz