§5.6 Economische crisis en de New Deal

§5.6 Economische crisis en de New Deal
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§5.6 Economische crisis en de New Deal

Slide 1 - Diapositive

Herinnering
Pak je schrift
Wat hebben we vorige les besproken?
Wie, Wat, Waarom, Wanneer

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Je kan uitleggen:
  • Wat de economische crisis was
  • Hoe de economische crisis kon ontstaan (x4)
  • Wat de New Deal is

Slide 3 - Diapositive

Filmpje
The roaring twenties

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Consumptiemaatschappij
Na WO1 nam de welvaart in het westen toe
Vooral de VS kregen een flinke voorsprong
Dit was te merken in wat mensen konden kopen
Het werd heel belangrijk luxe dingen te kopen
Er ontstond een consumptiemaatschappij
- Bijna iedereen had een auto
- Iedereen had elektriciteit
- Veel mensen hadden een koelkast'
- Veel mensen hadden een stofzuiger
- Mensen gingen naar de bioscoop, een restaurant of sportwedstrijd
Een maatschappij waarin het heel belangrijk is om luxe en dure dingen te kopen

Slide 6 - Diapositive

Filmpje
De stofzuiger

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Zet de oorzaken van de crisis in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
7
8
Miljoenen mensen zijn werkloos en hebben geen geld (crisis)
H
Banken en bedrijven gaan failliet
C
Mensen kunnen hun leningen niet terugbetalen
F
De fabrieken verliezen veel geld en moeten mensen ontslaan
G
Mensen kopen niks omdat ze het al hebben
B
Fabrieken produceren heel veel
E
Iedereen koopt wat ze nodig hebben
D
Iedereen leent geld en maakt dus schulden 
A

Slide 9 - Question de remorquage

Crisis
In de VS werden die luxe dingen gekocht met geleend geld

Maar in 1929 ging dat fout (schema)

Dit was de economische crisis

Iedereen leent geld en maakt dus schulden 
1
Iedereen koopt wat ze nodig hebben
2
Fabrieken produceren heel veel
3
Mensen kopen niks omdat ze het al hebben
4
De fabrieken verliezen veel geld en moeten mensen ontslaan
5
Mensen kunnen hun leningen niet terugbetalen
6
Banken en bedrijven gaan failliet
7
Miljoenen mensen zijn werkloos en hebben geen geld (crisis)
8

Slide 10 - Diapositive

Filmpje
De Beurskrach

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Op 29 oktober 1929 stort de Amerikaanse economie in. Aandeelhandelaren gaan in ongeloof massaal de straat op (New York)
Beurskrach

Slide 13 - Diapositive

Veel mensen verliezen hun banen, tot wel 25% van de werkenden
Deze mensen gaan wanhopig op zoek naar een nieuwe baan
Vele duizenden mensen komen zonder werk te zitten, op een punt zelfs 25% van de bevolking, waaronder de man links
Werkloosheid

Slide 14 - Diapositive

Werklozen die zelf geen eten konden betalen, konden terecht bij één van de vele soepkeukens (Chicago, 1931)
Soepkeukens

Slide 15 - Diapositive

Hoovervilles
Mensen verloren hun werk en al hun geld. Ze kwamen terecht in Hoovervilles, vernoemd naar de president Herbert Hoover (Seattle, 1934)

Slide 16 - Diapositive

Florence Owens Thompson (32) woonde met haar familie in een Hooverville. Ze kon haar 7 kinderen maar moeilijk voeden (Nipomo, 1936)
Florence Owens Thompson (32) woonde met haar familie in een Hooverville. Ze kon haar 7 kinderen maar moeilijk voeden (Nipomo, 1936)
Hoovervilles

Slide 17 - Diapositive

Wanhoop
Armoede kon mensen tot waanhoop drijven. Sommige ouders waren zo wanhopig dat ze hun kinderen te koop aanboden (Chicago, 1948)

Slide 18 - Diapositive

Waardoor kon de crisis ontstaan?

De Economie van de VS had vier zwakke plekken:
Veel lage lonen
In 1929: De rijken hadden alles al, de armen konden niks betalen. Bedrijven bleven echter producten maken.
Probleem: Bedrijven maken producten, maar verkopen niks.
Gevolg: Bedrijven krijgen geldproblemen
1
Slechte landbouw
Er was veel mechanisatie in de landbouw. Hierdoor verloren veel landarbeiders hun baan.
De machines werden betaald met geleend geld er zorgden voor te veel productie (overproductie). De prijzen daalden en boeren konden hun schulden niet meer betalen (probleem voor boer en bank)
2
Te veel vertrouwen
Mensen verwachtten dat het economisch goed bleef gaan. Ze kochten aandelen met geleend geld. Prijzen van aandelen gingen hierdoor omhoog. 
Fabrikanten hadden zoveel vertrouwen dat ze producten bleven maken ondanks tegenslagen in de industrie (1) en landbouw(2)
3
Ongecontroleerde banken
Banken leenden aan iedereen geld uit, ook als de kans klein was dat dit terugbetaald werd (3). Toen aandelen niks meer waard werden en mensen schulden niet meer konden betalen, gingen veel banken failliet
4

Slide 19 - Diapositive

Franklin Delano Roosevelt
Herbert Hoover kreeg steeds meer tegenstanders, Roosevelt werd zijn opvolger (1933)
Roosevelt wilde een ander beleid:
  • De regering moest veranwoordelijkheid nemen
  • Alle groepen moesten rekening met elkaar houden en helpen (socialer)
  • Hij was veel in de media (radio en film) en inspireerde mensen
  • Hij had grote economische plannen (New Deal)

Slide 20 - Diapositive

De New Deal
De New Deal: Economische maatregelen om de economie weer op gang te brengen
De overheid zette projecten op om mensen werk te geven en maakte strengere regels voor bedrijven en banken

Slide 21 - Diapositive

Filmpje
Economische crisis

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 9.6
Toetsweek: §5.2 & §5.6 + §6.2 t/m §6.4

Slide 25 - Diapositive