Talent kader H5. 3 woorden deel 2

5.3. Woorden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

5.3. Woorden

Slide 1 - Diapositive

Herhaling lesdoelen
- je weet wat een samenstelling: versterking is
- je weet wat de betekenissen van de woorden betekent

Slide 2 - Diapositive

Samenstelling: versterking
Een versterking in een samenstelling is vaak een woord dat geen letterlijke betekenis heeft. Het zijn vaak woorden die al heel lang gebruikt worden en hun letterlijke betekenis verloren hebben: 
Reuzeleuk (niet letterlijk leuk als een reus, maar heel erg leuk)
Keihard (niet letterlijk hard als een kei, maar heel erg veel) 
Apetrots (niet letterlijk trots als een aap, maar heel erg trots) 
Beresterk (niet letterlijk sterk als een beer, maar heel erg sterk) 
Steenrijk  (niet letterlijk rijk als een steen, maar heel erg rijk) 
Straatarm (niet letterlijk arm als een straat, maar heel erg arm) 

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent absurd?
A
Iets raars en belachelijks
B
met een touw van een rots afklimmen
C
Ziek zijn
D
Vrolijk zijn

Slide 4 - Quiz

Wat betekent de meevaller?
A
alles valt mee
B
meenemen
C
niet naar beneden vallen
D
voordeel dat je niet had verwacht

Slide 5 - Quiz

ruimschoots is...
A
alles in je schoot
B
kop en schotel
C
volop, meer dan genoeg
D
veel minder

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: de puntjes op de i zetten?

Slide 7 - Question ouverte

Maak een zin met 'draaiende houden' waar duidelijk naar voren komt dat je weet wat het betekent

Slide 8 - Question ouverte

absurd
de bedreiging
fiks
handjevol
het komt erop aan
flink, behoorlijk (in aantal)
iets waar je bang voor bent
enkele
heel raar en belachelijk

het is spannend en belangrijk of iets wel of niet gebeurt

Slide 9 - Question de remorquage

lesdoel grammatica
- je weet wat een persoonlijk voornaamwoord is
-je weet wat een bezittelijk voornaamwoord is

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 12 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord
Kan een zelfstandig naamwoord vervangen. Om te controleren of het een persoonlijk voornaamwoord is vervang je dit door je eigen naam.
Bijvoorbeeld: Ze loopt daar. Emily loopt daar. Bij de theorie in Talent staan alle persoonlijke voornaamwoorden

Slide 13 - Diapositive

bezittelijke voornaamwoorden
een woord wat een bezit aangeeft.
Haar pen, jouW --> let hiermee op
HUN!!!

Slide 14 - Diapositive

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 15 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 16 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz

Maken plus huiswerk
In de les maak je 5,6,8 t/m 12c

Het huiswerk voor woensdag is:
Nederlands leren woorden 1 en 2 H5 maken grammatica opdracht 1 t/m 8

Slide 19 - Diapositive