Oefentoets naamvallen

alle naamvallen door elkaar..
noteer de schema's op een kladblad voordat je begint of houd je schrift erbij!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

alle naamvallen door elkaar..
noteer de schema's op een kladblad voordat je begint of houd je schrift erbij!

Slide 1 - Diapositive

Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 2 - Quiz

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quiz

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Hoe vind je....?
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
het lijdend voorwerp
het onderwerp
het meewerkend voorwerp

Slide 5 - Question de remorquage

Welke zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Duits?
(in de 1. Naamval)
A
ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie/Sie
B
mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr/Ihr
C
der, die, das, die
D
bin, bist, ist, sind, seid, sind

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits (in de 1. Naamval)?
A
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie/Sie
B
mein(e), dein(e), sein(e), unsere(e), eure/euer, ihr(e), Ihr(e)
C
mich, dich, ihn, sie, uns, euch, sie/Sie
D
der, die, das, die

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

D... Junge (m) spielt Apex Legends.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 10 - Quiz

Ich gebe mein.. Mutter ein.. Tasche
A
meine / einer
B
meiner / eine
C
meine / eine
D
meinem / einer

Slide 11 - Quiz

Ich gebe d... Jungen(m) ein....Ball (m)
A
dem/einen
B
den/eine
C
dem/einem
D
der/einem

Slide 12 - Quiz

D... Vater macht d... Abendessen.(o)
A
die/die
B
der/das
C
der/den
D
dem/dem

Slide 13 - Quiz

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar
door
voor
zonder
om
tot
tegen
durch
für
ohne
um
bis
gegen

Slide 14 - Question de remorquage

sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.
3e  naamval
4e naamval
aus

bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 15 - Question de remorquage

Was hast du [de kinderen] alles erzählt?
A
die Kinder
B
den Kinderen
C
die Kindern
D
den Kindern

Slide 16 - Quiz

Ich habe [de] Bäcker(m) einen zehn Euroschein gegeben.

A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 17 - Quiz

Wer ist d… Trainer(m) eurer Mannschaft? (let op! noteer het hele woord)

Slide 18 - Question ouverte

Ist das dein… Buch (o)?

Slide 19 - Question ouverte

Möchtest du ein… Teller (m) Suppe?

Slide 20 - Question ouverte

Nein, ich möchte ein… Tasse Tee.

Slide 21 - Question ouverte

Ihre Mutter hat ein… Möbelgeschäft (o).

Slide 22 - Question ouverte

Was gibst du dein…. kleinen Schwester?

Slide 23 - Question ouverte

Eva hat schon wieder ihr…. Hausaufgaben (mv) vergessen!

Slide 24 - Question ouverte

Wir fahren jedes Jahr zweimal mit d…. Zug (m) nach Köln.

Slide 25 - Question ouverte

Alle Herren hatten ein…. schwarzen Anzug (m) an.

Slide 26 - Question ouverte

Mein Nachbar schenkt sein…. Frau zum Geburtstag kein Geschenk.

Slide 27 - Question ouverte

Die Eltern schenkten (hem) Geld.

Slide 28 - Question ouverte

Ich gratuliere meiner Mutter zu ('haar')
Geburtstag.(m)

Slide 29 - Question ouverte

Morgen gebe ich ('jou') einen
Blumenstrauß.

Slide 30 - Question ouverte

Josef kauft (haar) Blumen.

Slide 31 - Question ouverte

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Slide 32 - Question ouverte

Jungs, ich möchte ich mich bei (jullie)
bedanken.

Slide 33 - Question ouverte

„Ich bin gleich bei (U)
“, sagte der Kellner zu den Gästen.

Slide 34 - Question ouverte

Herr Mayer, können Sie etwas für (mij)
tun?

Slide 35 - Question ouverte

Selbstverständlich, was kann ich denn für (jou) tun?

Slide 36 - Question ouverte

Wir haben einen lieben Hund. Wir fahren nie in den Urlaub ohne (hem).

Slide 37 - Question ouverte

Es gibt genug Leute, die sich um
(jou) kümmern.

Slide 38 - Question ouverte

Die Mutter gibt (de).... Kindern
eine Banane.

Slide 39 - Question ouverte

Nach d...... Deutschstunde (v) fahren wir immer nach Hause.

Slide 40 - Question ouverte

Ik begrijp de naamvallen, weet waarop ik moet letten en kan deze meestal goed toepassen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Sondage

Gut gemacht!!

ga nu verder met het oefenen voor leesvaardigheid 

Slide 42 - Diapositive