Naamvallen expertquiz!

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Naamvallen expertquiz!

Deze les:

Bekijken we de naamvallen en de schrijfrubric

Seite 236 - voorzetsels

Seite 238/239 - schema 's naamvallen

Hoe veel naamvallen zijn er in het Duits?

1. 3
2. 6
3. Geen
4. 4

	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
nominativ (1e)	der		das	die
dativ (3e)
akkusativ (4e)		die

Naamvallen : der-Gruppe

dem

dem

der

die

den +n

das

die

den

	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
nominativ (1e)	ein		ein	keine
dativ (3e)
akkusativ (4e)		eine

Naamvallen : ein-Gruppe

einem

einem

einer

eine

keinen +n

ein

keine

einen

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de 1e naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de 3e naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Vul de juiste naamvallen in:
Welch... Buch liest du?

1. Welches
2. Welchen
3. Welche
4. Welcher

Vul de juiste naamvallen in:
D... Junge sieht d... Hund

1. Der Junge, den Hund
2. Das Junge, der Hund
3. Der Junge, der Hund
4. Den Junge, den Hund

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann sieht d... Kind

1. Die Mann, das Kind
2. Der Mann, die Kind
3. Der Mann, das Kind
4. Die Mann, den Kind

Na de voorzetsels ; 

mit nach, bei, seit, von zu, außer, aus, entgegen 

- 3e naamval

Er spricht mit(3) meinem Vater(m).

Na de voorzetsels:

durch, für , ohne , um, bis, gegen wider, entlang

4e naamval

Ich fahre zum Party ohne (4)meinen Mann.(m)

Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau bittet um d... Apfel

1. Die Frau, das Apfel
2. Der Frau, die Apfel
3. Die Frau, der Apfel
4. Die Frau, den Apfel

Ich komme zu mein.... Onkel .

Bij tijdsbepaling de 4e naamval gebruiken

iedere dag - jeden Tag(m)

iedere maand - jeden Monat(m)

iederee maandag - jeden Montag(m)

iedere januari - jeden Januar (m)

iedere zomer - jeden Sommer(m)

Maar:

ieder jaar = jedes Jahr(o)

Ist das dein...... Buch?

Möchtest du ein.... Teller(m) Suppe?

Nein, ich möchte ein..... Tasse Tee.

Ihre Mutter hat ein.... Möbelgeschäft(s).

Ich gebe mein.... kleinen Schwester einen Bonbon.

Eva hat schon wieder ihr.... Hausaufgaben(mz) vergessen!

Alle Herren hatten ein.... schwarzen Anzug(m) an.

Mein Nachbar schenkt sein.... Frau zum Geburtstag kein Geschenk.

Die Mutter gibt d..... Kindern eine Banane.

Vul de juiste naamvallen in:
D... Kinder sehen d... Frau

1. Die Kinder, das Frau
2. Die Kinder, die Frau
3. Das Kinder, der Frau
4. Das Kinder, die Frau