--> Lern diese rechtzeitig und benutze die Wörter beim Machen der Hausaufgaben
Slide 15 - Diapositive
Theorie Signalwörter
Signalwörter zeigen Zusammenhänge (verbanden)
Signaalwörter haben eine Funktion
a. Gegensatz (Tegenstelling)
b. Zeitandeutung (Tijdsaanduiding)
c. Konklusion
d. Aufzählung/Ausbreitung (Opsomming /uitbreiding)
e. Folge (Gevolg)
f. Grund/Ursache (reden/oorzaak)
g. Bedingung (Voorwaarde)
h. Beispiel geben
i. Einschränkung (Beperking)
Slide 16 - Diapositive
Signalwörter
Slide 17 - Carte mentale
maar
niet alleen...............maar ook
Dus
want
Aber
nicht nur....sondern auch
also
Denn
Slide 18 - Question de remorquage
Vertaal het signaalwoord Nur Geef ook de functie aan. --> Ich habe nur eine Hose gekauft, mehr nicht.
Slide 19 - Question ouverte
Vertaal het signaalwoord Zum Beispiel Geef ook de functie aan --> Ich kann viele Sprachen sprechen, wie Zum Beispiel Niederländisch, Englisch, Deutsch und Französisch.
Slide 20 - Question ouverte
Vertaal het signaalwoord nämlich Geef ook de functie aan --> Er wird die Prüfung schaffen. Er lernt nämlich jeden Abend für die Prüfung.