A1a 5/11 Werkwoorden op -er_ nakijken

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Connecte-toi 

à LessonUp 

H2  J'adore ça!

Programme

1. On parle

2. On corrige : regelmatige werkwoorden op -er

3: On écrit

Comment ça va ?

ça va super! 

Je suis en pleine forme

je suis amoureux(se)

je suis fatigué(e)

je suis crevé(e)

ça ne va pas du tout

Quel temps fait-il aujourd'hui?

A Le client

Je bent in een restaurant

Je vraagt de kaart en je bestelt iets te eten en te drinken (carte page 71).

Je vraagt waar de toiletten zijn

Je rekent af en neemt afscheid.

B Le serveur

Je helpt de klant.

Wat is het verschil tussen een regelmatig en een onregelmatig werkwoord?

Hoe erken je dat een werkwoord regelmatig is?

Een regelmatig ww vervoegen: beschrijf de 2 stappen en noteer de uitgangen.

regarde le schéma

tu comprends les règles?

Ezelsbrug -> ww -er

een  eskimo  eet  ons  ezeltje  enthousiast

je

tu

il

elle

on

nous

vous

ils

elles

de stam van 'travailler' is

1. travailler
2. travaill
3. travaille
4. travailles

de stam van chercher is

1. cherch
2. chercher
3. cherche
4. cherches

mes copines (regarder) le menu.

Mes copines regardent le menu.

je -e

tu -es

il/elle -e

on -e

nous -ons

vous -ez

ils/elles -ent

Vous (travailler) ________ dans un café?

Ma mère et moi (écouter) la musique

Ma mère et moi (= nous) demandons un café.

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

Luc

mes parents

parle

travailles

demande

parlons

écoutez

mangent

oublie

regardent

On corrige 16a page 72

1. je parle
2. j'aide
3. je mange
4. j'invite

exercice 16e page 73

aimer	demander
J'aime	Je demande
Tu aimes	Tu demandes
il/elle/on aime	il/elle/on demande
nous aimons	nous demandons
vous aimez	vous demandez
ils/elles aiment	ils/elles demandent

exercice 17a page 73

1. J'aime (ik vind de Franse keuken lekker)
2. Nous habitons (wij wonen vlakbij een Franse restaurant)
3. Mes parents adorent (mijn ouders zijn dol op dit restaurant)
4. Le cuisinier prépare (de kok bereid altijd grote porties)
5. La serveuse aide (de serveester helpt de klanten met enthousiasme)
6. On mange (wij eten altijd in dit restaurant)

exercice 17b page 73

1. J'organise (ik organiseer een feest vanavond)
2. tu aimes (vind je pizza lekker?)
3. Je commande (ik bestel 5 verschillende pizza's)
4. Mes parents rentrent (mijn ouders komen om middennacht thuis na het concert).
5. Vous restez (tot hoe laat blijven jullie?)
6. Nous rentrons (wij komen thuis om 11 uur)

Au travail!

Devoirs pour demain (morgen): 

Herhalen de uitgangen van de ww op -er

Faire (maken) exercices 17c en 17d zijn af (page 74) 

Devoirs pour vendredi 

Leren: voc E page 93

Faire: opdrachten online van Bron E

meer oefenen met werkwoorden?

VERBUGA is een handige site om werkwoorden te oefenen

http://www.verbuga.eu/Mise/Mise.html

ander soort werkwoord

verbe avoir

verbe en -er

geen werkwoord

j'ai une idée

tu as une soeur

nous regardons

aimer

je prends

elles mangent

folle

souvent

la baguette

je veux

ça marche

un croissant

pour moi

il est grand

je suis  à 'école

vous êtes prof

geen werkwoord (5)

verbe en -er (4)

verbe avoir (2)

ander soort werkwoord (2)