H3 Grammatica - verwijswoorden

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Diapositive

Planning vandaag
  • Periode C
  • Herhalen
  • Verwijswoorden (H3) 

Slide 2 - Diapositive

Periode C
Grammatica
toets: ma 10 maart


Zakelijk schrijven
inleveren: vr 11 april



Slide 3 - Diapositive

H3: Verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen. Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik verwijswoorden.

Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.
Max is blij. Hij heeft 8 euro verdiend.

Slide 4 - Diapositive

H3: Verwijswoorden








Weet je niet of een woord mannelijk of vrouwelijk is? Zoek het op. 

Slide 5 - Diapositive

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 6 - Question de remorquage

hebben 
een ticket
voor
verdiend.
gaan
dus
naar
de Olympische spelen.
te stellen
hopen
hoge eisen
aan het team.
Sleep alle verwijswoorden naar een vak onder de zin.
verwijswoord
verwijswoord
verwijswoord
Zij
Daar
ze
De Nederlandse voetballers
Rio de Janerio

Slide 7 - Question de remorquage

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 8 - Question de remorquage

Verwijswoorden

Waar verwijst een verwijswoord naar?
A
een voorzetsel in de tekst
B
een woord of woordgroep in de tekst
C
een zin in de tekst
D
een werkwoord in de tekst

Slide 9 - Quiz

Als je verwijst naar een het-woord, verwijs je met de volgende verwijswoorden:
A
deze en die
B
deze en dat
C
dat en dit
D
dit en die

Slide 10 - Quiz

Verwijs correct
A
Het mooiste optreden DIE ik heb bijgewoond
B
Het mooiste optreden DAT ik heb bijgewoond

Slide 11 - Quiz

Met 'die' verwijs je naar een de-woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Vandaag
Leren: hoe je verschillende verwijswoorden gebruikt. 

Maken: H3 Grammatica.

Daarna: je taken verder afmaken. 



Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda!

Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda: bij donderdag.
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive