Les 8 (Week 23, 04/06)- HA1

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

1HV1 Première leçon

Les objectifs:

• Ik kan eenvoudige vragen stellen met gebruik van vraagwoorden (où, quand, comment, ect..) 

Le programme :

• Dictée + proefwerk bespreken
• Chapitre 6 - Slimstampen A,B,C,D

Mardi 4 juin

Vertaal:
C'est tout droit et ensuite à gauche.

Vertaal:
te voet, lopend

Vertaal:
En bus

Vertaal:
Is het ver?

Vertaal:
Alors, on y va en voiture

Vertaal:
Ik zoek de bakkerij

Vertaal:
Vous pouvez répéter?

Wat is het juiste vraagwoord voor: wanneer

1. où
2. quoi
3. quand
4. pourquoi

Wat is het juiste vraagwoord voor: waar

1. où
2. comment
3. pourquoi
4. quand

Tu habites chez tes parents?
In deze zin staat een vraagwoord.

1. Vrai
2. Faux

Welk vraagwoord past in de zin:
"Tu as ... de croissants?"

1. quel
2. pourquoi
3. comment
4. combien

Hoe vertaal je het vraagwoord: combien?

1. Hoe
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wie

Welk vraagwoord past het beste in de zin?

...............tu t'appelles?

1. Qui
2. Comment
3. Pourquoi
4. Quand

Welk vraagwoord past in de zin:
" ... tu détestes l'anglais?"

1. quand
2. pourquoi
3. qu'est-ce que
4. qui

Zelfstandig werk - Chapitre 6

- Va naar de Grandes Lignes methode via Magister.

- Choisis Chapitre 6, slimtampen.

- Fais les slimstampen A, B, C en D.

Klaar?

Apprendre A, B, C, D + H leren (aller et faire). Gebruik ook Verbuga. Kies de werkwoorden "avoir, être" en een paar werkwoorden op -er.

Les devoirs pour Jeudi 6 juin

6 juni: SO Apprendre A,B,C,D