Open dag - straattaal/dialect

Welkom bij Nederlands op het OLZ!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands op het OLZ!

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les kun je uitleggen:
 
- Uit welke talen het Nederlands bestaat;
- Wat een dialect is;
- Welke soorten dialecten er zijn;
- Wat straattaal is;
- Wanneer straattaal is ontstaan.

Slide 2 - Diapositive


Nederlands

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je van dialecten en welke dialecten ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Dialect
- Streektaal 
- Wordt mondeling overgedragen
- Niet schriftelijk, geen officiële spelling
- Historische ontwikkeling

Bijvoorbeeld: Zeeuws, Brabants, Limburgs, Utrechts, Gronings, Nedersaksisch (oosten van het land)



Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden
Zeeuws: zuinig - zuunug, uitzoeken - uutzoeke, tijdje - stuitje
Brabants: mooi - skon, graag - gère, jij - gij, nieuw - neì
Limburgs: ver - wied, bijna - bekans, nu - noe
Utrechts: station - sjesjon, aardbei - aorebei, bakker - bakkert
Gronings: afstandsbediening - knoalflipper, advocaat - geliekproater, airbag - plofpuut
Nedersaksisch: jij - doe, alleen - allennig, bangerik - drietbuul

Slide 6 - Diapositive

En hoe zit het met het Fries?

Is het Fries een dialect?
Of een taal?

Slide 7 - Diapositive

Het Fries is een taal
- Het Fries heeft eigen grammatica.
- Het Fries wordt erkend door de overheid.
- Op de basisschool is het Fries een verplicht vak.
- Er is bij de Friezen sprake van taalwil (willen het graag zelf spreken)

Slide 8 - Diapositive

Eens kijken of jullie goed hebben opgelet...

Slide 9 - Diapositive

Wat is een dialect?
A
Een taal die alleen op school gesproken wordt.
B
Een taal die jongeren op straat spreken.
C
Een taal die in een deel van Nederland wordt gesproken.
D
Een taal die alleen door de koninklijke familie wordt gesproken.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn eigenschappen van een dialect?
A
Het wordt op school geleerd.
B
De spelling en grammatica zijn niet vastgelegd.
C
Het wordt mondeling overgedragen.
D
Het heeft een historische ontwikkeling doorgemaakt.

Slide 11 - Quiz

Zeeuws dialect. Wat betekent:
'Zuunug' ?
A
vroeg
B
zuinig
C
suiker
D
zondvloed

Slide 12 - Quiz

Nu gaan we het hebben over... straattaal

Slide 13 - Diapositive

Straattaal

Wat weet je van straattaal?
Gebruik je zelf straattaal?
Wat vind je van straattaal?
Waar kom je straattaal tegen?

Slide 14 - Diapositive

Wat is straattaal?
- Vorm van jongerentaal
- Mengtaal die jongeren uit verschillende culturele en sociale  achtergronden dagelijks spreken op school/straat. 
- Ontstaan eind 20e eeuw
- Arabisch, Marokkaans, Turks, Surinaams, Antilliaans, Engels



Slide 15 - Diapositive

Waarom gebruiken we straattaal?

- Uiting creativiteit
- Je groepsidentiteit benadrukken.

- Je kunt je onderscheiden van de massa; een bepaald imago creëeren.
- In codetaal praten die voor anderen niet te begrijpen is.

Slide 16 - Diapositive

Straattaal kom je tegen in...
De televisiewereld
- Reclame en tv-programma's

Muziek
- Rap
- Hip-hop

Slide 17 - Diapositive

En op straat natuurlijk...

Slide 18 - Diapositive

Hebben jullie weer goed opgelet...?

Slide 19 - Diapositive

Wanneer is straattaal ontstaan?
A
Eind 20e eeuw.
B
Eind 19e eeuw.
C
Begin van het jaar 2000.
D
Begin 20e eeuw.

Slide 20 - Quiz

Welke taal vormt geen basis voor straattaal?
A
Turks
B
Engels
C
Spaans
D
Surinaams

Slide 21 - Quiz

Gebruik je zelf wel eens straattaal?
A
Ja, heel vaak
B
Ja, soms
C
Nee, helemaal niet

Slide 22 - Quiz

Welke straattaal 
woorden ken je?
Geef ook de betekenis

Slide 23 - Carte mentale

Je weet nu...
- Uit welke talen het Nederlands bestaat;
- Wat een dialect is;
- Welke soorten dialecten er zijn;
- Wat straattaal is;
- Wanneer straattaal is ontstaan.

Slide 24 - Diapositive

Bedankt voor jullie aandacht en
hopelijk tot volgend schooljaar!

Slide 25 - Diapositive

Thalla
Ik ga loesoe!

Slide 26 - Diapositive