Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands
Op tafel heb je liggen:
Lesboek;
Moduleboekje 'Fictie en poëzie';
Schrift;
Pen.
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
Aan de slag met het moduleboekje 'Fictie en poëzie'.
Bespreken huiswerk
Onderwerp: 'Poëzie'
Slide 2 - Diapositive
Doel lessenserie
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en zakelijke teksten;
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
Je leert over personages en perspectief in een verhaal;
Je leert over tijd en plaats in een verhaal;
Je leert over genres en hun kenmerken;
Je leert over gedichten en hun kenmerken.
Lesdoel
Je kunt:
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
Je leert over gedichten en hun kenmerken.
Slide 3 - Diapositive
Bespreken huiswerk
Poëzie (blz. 176-179): opdrachten 1 t/m 3
Slide 4 - Diapositive
5.1 Kenmerken van gedichten
Een gedicht heeft meestal meerdere vormen van onderstaande kenmerken;
Zonder te lezen, kun je gedichten al herkennen aan:
De (meestal) korte regels;
De verdeling in strofes en verzen;
De afwijkende bladspiegel van het gedicht (verdeling van tekst op papier);
Veel ‘wit’ op de bladzijde.
Slide 5 - Diapositive
Als je een gedicht leest, zie je nog meer kenmerken van gedichten:
meestal weinig woorden om het verhaal te vertellen;
In een gedicht komt bijna altijd rijm voor;
Een dichter kan hoofdletters op een andere plek zetten;
Een dichter kan leestekens op een andere plek zetten;
In een gedicht worden gewone dingen op een bijzondere manier verteld;
Een gedicht gaat vaak over gedachten en gevoelens.
Let op: Een dichter legt niets uit - je moet er allemaal zelf achter komen!
Slide 6 - Diapositive
In een gedicht worden gewone dingen op een bijzondere manier verteld =>
Personificatie
Dieren, levensloze dingen of abstracte begrippen worden voorgesteld als menselijke wezens.
Voorbeelden:
De winter strooit zijn eerste vlokken uit. De bomen wiegen in de wind, het koren danst. Het schilderij leert ons iets over de klederdracht in de 17e eeuw. De studie toont aan dat jongeren gemiddeld minder slapen dan vroeger.
Slide 7 - Diapositive
Opdracht
Maak opdracht 1 uit je moduleboekje.
Blz. 21
timer
3:00
Slide 8 - Diapositive
5.2 Verdeling van de tekst
Woorden zijn heel belangrijk;
Een gedicht is vaak kort;
Woorden zorgvuldig kiezen en plaatsen;
Verdeelt in strofen (alinea);
Afwijkende strofe kan de aandacht in een gedicht trekken (belangrijke woorden laten opvallen);
Woorden en zinnen worden verdeeld op een manier die past bij het gedicht (kriskras, zin in meerdere regels;
De dichter bepaalt hoe jij het gedicht leest.
Slide 9 - Diapositive
Opdracht
Maak opdracht 2 uit je moduleboekje.
Blz. 23
Slide 10 - Diapositive
5.3 Rijmvormen
Gedichten rijmen vaak, maar niet altijd;
Veel verschillende soorten rijm, zoals:
Volrijm;
Beginrijm;
Herhaling;
Klinkerrijm.
Slide 11 - Diapositive
Volrijm
Klankovereenkomst van klinkers en medeklinkers;
Makkelijk zinnetjes onthouden;
Meestal aan het einde van de zin.
Rijm binnen een zin (rijmwoorden staan verspreid) --> binnenrijm
De vrouw met de blauwemouw.
Een kat met een zachte vacht
zat voor huisnummer acht
trouw op wacht
Slide 12 - Diapositive
Beginrijm
Ook wel 'alliteratie' genoemd;
Woorden die vlakbij elkaar staan, beginnen met dezelfde letter of letters;
Woorden vallen op.
Beginrijm in een hele zin:
'Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.'
Een dichter is een taalatleet
die alle woorden die hij weet....
Slide 13 - Diapositive
Herhaling
Woorden of hele zinnen herhalen;
Met opzet;
Woorden laten opvallen.
In 't kleine dorpje Bladerstil,
daar kiest met wat men worden wil
In 't kleine dorpje Bladerstil,
daar hoort men af en toe gegil
In 't kleine dorpje Bladerstil,
word je een reus, een kikkerbil
Slide 14 - Diapositive
Klinkerrijm
De klinkers van een woord rijmen;
Gaat om de klank;
De a in amen en de aa in maan rijmen op elkaar, al schrijf je de woorden niet hetzelfde.
Ben je een meisje
met lange haren
dan moet je
voor een kam
gaan sparen
Slide 15 - Diapositive
Doel lessenserie
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en zakelijke teksten;
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
Je leert over personages en perspectief in een verhaal;
Je leert over tijd en plaats in een verhaal;
Je leert over genres en hun kenmerken;
Je leert over gedichten en hun kenmerken.
Lesdoel
Je kunt:
Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
Je leert over gedichten en hun kenmerken.
Slide 16 - Diapositive
Volgende les
Vrijdag 31 januari
leren theorie in het werkboek H1 t/m H5
Slide 17 - Diapositive
5.4 Haiku's
Japanse dichtkunst;
Bestaat uit 3 regels.
Eerste regel --> 5 lettergrepen;
Tweede regel --> zeven lettergrepen;
Derde regel --> vijf lettergrepen.
Het gedicht hoeft niet te rijmen!
Slide 18 - Diapositive
Opdracht
Schrijf zelf een haiku. Kijk goed naar de regels die je moet toepassen.
Slide 19 - Diapositive
Regels 'Haiku' schrijven
5/7/5-regel;
Niet rijmend gedicht;
Iets van de natuur of zintuigen erin verwerken;
Zorg voor een verrassingselement.
Tips:
Geen vast onderwerp;
Schrijf je eerste gedachte op papier, leg hem weg en ga deze dan aanpassen;
Laat je haiku controleren door een andere leerling.