H3 NN 1-KGT Schrijven Flyer maken

H3 Schrijven - een flyer maken
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H3 Schrijven - een flyer maken

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Je leert een flyer maken.

Slide 2 - Diapositive

Een flyer
Flyers worden vaak uitgedeeld op straat om bijvoorbeeld reclame te maken.  Een goede flyer valt op en ziet er leuk uit.

Je kunt een flyer makkelijk lezen en de juiste informatie snel vinden. 









Slide 3 - Diapositive

Voorbeelden van flyers

Slide 4 - Diapositive

Advertentie
Flyer

Slide 5 - Diapositive

Zo maak je een flyer 1
- Bedenk eerst wat je over het onderwerp wilt zeggen. Gebruik hiervoor de 5W+H-vragen (wie, wat, waar, waarom, wanneer en hoe). Dan weet je zeker dat de inhoud van de flyer volledig is.
- Schrijf je tekst kort en krachtig op.


Slide 6 - Diapositive

Zo maak je een flyer 2
- Gebruik woorden, zinnen of een slogan waarmee je mensen enthousiast maakt. 
- Een slogan is een slagzin (korte tekst) die wordt gebruikt voor commerciële doelen. 

Slide 7 - Diapositive

Bekende slogans:
'Steeds verrassend, altijd voordelig!'
A
HEMA
B
Action
C
Kruidvat
D
Etos

Slide 8 - Quiz

Bekende slogans:
'Een beetje van jezelf, een beetje van .......!'
A
HEMA
B
Maggi
C
Action
D
Praxis

Slide 9 - Quiz

Bekende slogans:
'Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker'
A
Etos
B
Action
C
de belastingdienst
D
Intertoys

Slide 10 - Quiz

Bekende slogans:
'Smelt in de mond, niet in de hand'
A
Engelse drop
B
Smarties
C
Lion
D
M&M's

Slide 11 - Quiz

Zo maak je een flyer 3
- Zoek of maak een afbeelding die goed bij je onderwerp past. 
- Let op de opmaak (lay-out): 
* Verdeel de tekst over de hele bladzijde
* Gebruik grote en vetgedrukte letters voor belangrijke info.
*  Gebruik kleuren

Slide 12 - Diapositive

Wat is het doel van een flyer?
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
overhalen

Slide 13 - Quiz

Over een flyer kun je het volgende zeggen:
A
Het bestaat uit meerdere bladzijden
B
Er staat heel veel tekst op
C
Het wordt vaak uitgedeeld op straat, het is opvallend en je kunt de juiste informatie vaak direct vinden
D
Het hangt vaak aan de muur of in een bushokje

Slide 14 - Quiz

Wat moet je onder andere doen als je een flyer gaat maken?
A
met de doelgroep rekening houden
B
een zin met een werkwoord beginnen
C
een mooie foto of tekening plaatsen
D
zo min mogelijk tekst gebruiken

Slide 15 - Quiz

Op een flyer vind je vaak een slogan
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Een flyer is vaak kleurrijk
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Op een flyer staat veel tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Een ander woord voor een flyer is een pamflet of folder.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Welke flyer heeft de minste tekst?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B
C
Afbeelding C

Slide 20 - Quiz

Bij welke flyer is direct duidelijk
wat de bedoeling van de flyer is?
A
B
C

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Een flyer heeft ...
A
lange teksten en weinig plaatjes
B
een korte duidelijke tekst en een paar plaatjes

Slide 22 - Quiz

De lay-out (opmaak) is niet zo belangrijk bij een flyer
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Je maakt een flyer voor een schoolfeest.
Je tekstdoel is:
A
Overtuigen (dezelfde mening hebben)
B
Tot handelen aansporen (iets doen)
C
Amuseren (plezier hebben)
D
Adviseren (advies geven)

Slide 24 - Quiz

Maken in het lesboek
Blz. 70-71
Maak opdracht 1
Maak van opdracht 2 alleen puntje 1+2+3

Slide 25 - Diapositive

Kennen/weten
- Je kan een eenvoudige flyer maken.
- Je kan daarvoor de 5W+1H-vragen gebruiken. 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive