Grammatica leerjaar 3

Herhaling: Trappen van vergelijking

Grammaire leerjaar 3
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling: Trappen van vergelijking

Grammaire leerjaar 3

Slide 1 - Diapositive

Welke woord hoort niet bij de vergrotende trap in het Frans
A
Plus
B
Moins
C
Que
D
Le plus

Slide 2 - Quiz

Hoe vertaal je het woordje 'dan' naar het Frans in de zin:
Piet is groter dan Jan.

Slide 3 - Question ouverte

Welk Franse woord gebruik je om aan te geven dat iets "meer" is?
A
Plus
B
Moins
C
Aussi
D
Que

Slide 4 - Quiz

Welk Franse woord gebruik je om aan te geven dat iets "minder" is?
A
Plus
B
Moins
C
Aussi
D
Que

Slide 5 - Quiz

Welk Franse woord gebruik je om aan te geven dat iets "even.." is?
A
Plus
B
Moins
C
Aussi
D
Que

Slide 6 - Quiz

Vul de zin aan --> 'kalmer dan':
Le train est ............ l'avion. (calme)

Slide 7 - Question ouverte

Vul de zin aan --> 'minder oud dan':
Ma mère est .............................. mon père

Slide 8 - Question ouverte

Welk van onderstaande bijvoeglijke naamwoorden is onregelmatig in de trappen van vergelijking?
A
Vieux
B
Bon
C
Gentil
D
Nouveau

Slide 9 - Quiz

Welk van onderstaande bijvoeglijke naamwoorden is onregelmatig in de trappen van vergelijking?
A
Joli
B
Beau
C
Mal
D
Petit

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je:
Henk is beter in Frans
Henk est ___________ en français
A
Plus bon
B
Pire
C
Plus bien
D
Meilleur

Slide 11 - Quiz

Hoe maak je van het woord slecht 'mal' slechter in het Frans?

Slide 12 - Question ouverte

Hoe maak je in het Frans de overtreffende trap?
A
Plus + bijvoeglijk naamwoord
B
Super + bijvoeglijk naamwoord
C
Le/La/Les plus + bijvoeglijk naamwoord
D
Moins + bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Zet het bijvoelijk naamwoord in de overtreffende trap - de grootste
Le Sahara est ................. désert (grand)

Slide 14 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de overtreffende trap - het duurste
Le caviar est le produit .... de cette boutique. (cher)

Slide 15 - Question ouverte

Ce restaurant est ______________ de la France. (het beste)
A
le plus bon
B
le plus super
C
plus meilleur
D
le meilleur

Slide 16 - Quiz

Wat moet je invullen op de puntjes?
Le film est ... bon ... le livre.
=
De film is even goed als het boek
A
Plus ... que
B
Moins ... que
C
Aussi ... que
D
Égal ... que

Slide 17 - Quiz

Wat moet je invullen op de puntjes?
La fille est ... grande ... toi.
=
Het meisje is minder groot dan jij.

Slide 18 - Question ouverte

Wat moet je invullen op de puntjes?
Cet homme est ...................... connu
=
Die man is het minst bekend
A
Le plus
B
Aussi
C
Le moins
D
La moins

Slide 19 - Quiz

Au travail
 Faire exercice 39 et 41 (gramm. boekje)

Mercredi le 13 novembre
HW: ex. 39 et 41 + leren werkwoorden 10-15

Slide 20 - Diapositive