Grammatica 5.4 + 5.5 bk

Wat gaan we deze les doen?

- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we deze les doen?

- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk

Slide 1 - Diapositive

Terugblik spelling blok 3 + 4
We zijn aan de slag geweest met:
-pv in de tegenwoordige tijd
-voltooid deelwoord 
-i of ie woorden en au of ou woorden
-Vorige week afgesloten met toets in L.U.

Slide 2 - Diapositive

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:
-Weet je wat zinsdelen zijn;
-Kun je zinsdelen benoemen;
-Kun je zinsdelen op de goede plek invullen.



Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen; hoe zit het ook alweer?
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt. 

Maar alleen met het werkwoord leert of ligt heb je geen zin. In een zin schrijf je meer woorden dan alleen het werkwoord. Woorden die samen iets vertellen. Een zin bestaat in elk geval uit twee basisdelen...

een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde).
een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp).

Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen (2)
-een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde > ALLE WERKWOORDEN IN DE ZIN!!)
-een deel dat ‘zegt’ wie of wat dit doet (= onderwerp).

voorbeeld:
Ruben leert.                            De hond ligt.
Je weet nu wie leert: Ruben.       Je weet nu wat ligt: de hond.

B De hond ligt
Je weet wat ligt: de hond.

Slide 5 - Diapositive

Zinsdelen (3)
voorbeeld:
Ruben leert.                            De hond ligt.
Je weet nu wie leert: Ruben.       Je weet nu wat ligt: de hond.

Ruben en de hond zijn het onderwerp.

Slide 6 - Diapositive

De wiskundedocent tekent een driehoek. Wat is het onderwerp?
(Wie of wat doet iets?)
A
De wiskundedocent
B
tekent
C
een driehoek

Slide 7 - Quiz

De wiskundedocent tekent een driehoek. Wat is de pv?
A
De wiskundedocent
B
tekent
C
een driehoek

Slide 8 - Quiz

De wiskundedocent heeft een driehoek getekend.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
De wiskundedocent
B
heeft
C
een driehoek
D
heeft getekend

Slide 9 - Quiz

Zinsdelen (3)
Je kunt een zin nog langer maken door er stukjes aan toe te voegen.
Ruben leert.      Wordt bijvoorbeeld  >  Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Je bouwt met stukjes informatie een zin. De zin wordt steeds langer. 
Je noemt deze stukjes zinsdelen.

Een zinsdeel kan uit één woord bestaan. 
Vaak telt een zinsdeel meer woorden.


Slide 10 - Diapositive

Zinsdelen (4)
Bijvoorbeeld:         Ezra praat na schooltijd in de kantine.

Wie doet het?         Ezra
Wat gebeurt er?      praat
Wanneer?              na schooltijd
Waar?                   in de kantine
Dit zijn allemaal verschillende zinsdelen. 



Slide 11 - Diapositive

Zinsdelen (5)
Ezra / praat / na schooltijd / in de kantine.

Je ziet nu wie iets doet, wat er gebeurt, waar het gebeurt 
en wanneer het gebeurt.

Dit zijn allemaal verschillende zinsdelen. 
Hier gaan we nu mee oefenen.



Slide 12 - Diapositive

Evelien fietst met haar vriendin na schooltijd naar huis.
Wat is het werkwoord in de zin?

Slide 13 - Question ouverte

Evelien fietst met haar vriendin na schooltijd naar huis.
Wie doet dit?

Slide 14 - Question ouverte

Evelien fietst met haar vriendin na schooltijd naar huis.
Met wie doet ze dit?

Slide 15 - Question ouverte

Evelien fietst met haar vriendin na schooltijd naar huis.
Wanneer doet ze dit?

Slide 16 - Question ouverte

Evelien fietst met haar vriendin na schooltijd naar huis.
Waar gaat ze heen?

Slide 17 - Question ouverte

Oefenen met zinsdelen
Blok 5: grammatica

Maken:
5.4 opdr. 7 en 8
5.5 opdr. 9 t/m 11 (12 mag, hoeft niet)

KLAAR?         -10 minuten lezen              
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Hopelijk is het gelukt!











aantal
240









aantal







Slide 19 - Diapositive

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:
-Weet je wat zinsdelen zijn;
-Kun je zinsdelen benoemen;
-Kun je zinsdelen op de goede plek invullen.

Slide 20 - Diapositive