3H - Les 2: 20 september

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bienvenue Havo 3

Vendredi, le 20 septembre 2024

Klaar en tijd over: Blooket

https://dashboard.blooket.com/set/654397f5ae3abe132acf8841

Programme d'aujourd'hui 

• 2 lesuren Frans 
• Lesuur 1: Wat gaan we doen:
• Les buts: Pak ook je eigen leerdoel er bij van vorige week
• Un petit film (regarder)
• Uitkomst ex.3 à la page 19
• Onderdeel écouter: luistervaardigheid:
• Faire: 5 et 7a ensemble(samen) 
• Zelf aan het werk met opdrachten (exercices) 6, 8 et 9 evt Quiz

Vive la France!

Lesuur 2: Wat gaan we doen?

• Nakijken: 5,6,8,9
• Herhalen grammaire:
• Bijvoeglijke naamwoorden:
• Tijd en plaats
• Faire / doen:
• 10, 11, 14, 15 
• Leerdoel bepalen voor volgende week!

Le matériel

• Le livre "Grandes Lignes"
• Un cahier (een schrift)
• Een pen
• Bij voorkeur ook een aantal gekleurde pennen, voor het nakijken.
• Je persoonlijke leerdoel voor deze week

Les buts / les objectifs (de doelen)

- Je oefent met je Frans luisterend oor (luistervaardigheid).

- Woordenschat Frans vergroten.

- Stukje leesvaardigheid trainen.

- Voorkennis van het bijvoeglijk naamwoord Frans activeren en met deze kennis aan de slag gaan.

Mon but personnel

Pak je eigen persoonlijke leerdoel van vorige week erbij.

Check of je deze hebt behaald: Overhoor jezelf, check jezelf.

Bedenk een nieuw persoonlijk leerdoel voor komende week en schrijf deze duidelijk op een vaste plek op.

Wat was jouw uitkomst van de puzzel van exercice 3?

à la page 19

        Écouter

On va faire les exercices: Page 20: 5, 6, 7a, 8 et 9 

Wat: Oefeningen maken. 

Hoe: 5 en 7a gezamenlijk / 6,8 en 9 individueel.

Hulp: Bij zelfstandig werken loopt docent rond om te helpen.

Tijd: +- 14-16 minuten.

Uitkomst: We bespreken samen de uitkomst na.

Klaar: Als je klaar bent ga je de woorden A en B van pagina 48 overschrijven.

Vive la France!

Lesuur 2: Wat gaan we doen?

• Nakijken: 5,6,8,9
• Herhalen grammaire:
• Bijvoeglijke naamwoorden:
• Tijd en plaats
• Faire / doen:
• 10,11,14,15 
• Leerdoel bepalen voor volgende week!

Het Bijvoeglijk Naamwoord

Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.

Het bijvoeglijk naamwoord

In het Frans wordt het bijvoeglijk naamwoord aangepast aan het zelfstandig naamwoord.

                                                                            

Mannelijk enkelvoud	-
Vrouwelijk enkelvoud	e
Mannelijk meervoud	s
Vrouwelijk meervoud	es

Het bijvoeglijk naamwoord

Adjectif qualificatif

- De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

- De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

- Oefeningen

Bijvoeglijk naamwoord: onregelmatige vormen. 

Naast de 'normale' regel, zijn er ook vormen die nét even anders gaan:

Il est beau-Elle est belle-Ils sont beaux- Elles sont belles

Il est nouveau - Elle est nouvelle - Ils sont nouveaux - Elles sont nouvelles

Il est vieux - Elle est vieille - Ils sont vieux - Elles sont vieilles.

Het bijvoeglijk naamwoord: onregelmatige vormen

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

 Plaats van het bijvoeglijk naamwoord;

Plaats bijvoeglijk naamwoord

Het bijv.nw. staat in het Frans meestal achter  het zelfst. naamw:

la leçon intéressante

la maison blanche

le garçon anglais

les femmes riches

Maar...

Plaats bijvoeglijk naamwoord

...de volgende bijv.nw. komen VOOR het zelfst.nw

(vul aan in boek!!)

beau-bon-joli
grand-long-petit

jeune-vieux-nouveau

gros-mauvais-haut

premier-dernier

Wij hebben

1. nous sommes
2. nous avons
3. nous est
4. nous a

Maak de volgende zin ontkennend:
'Vous mangez au restaurant ce soir?"

1. Vous mangez pas au restaurant ce soir?
2. Vous mangez ne pas au restaurant ce soir?
3. Vous ne mangez pas au restaurant ce soir?

93

1. soixante-treize
2. quatre-vingt-treize
3. soixante-trois
4. quatre-vingt-trois

Gebruik het juist bezittelijk voornaamwoord:
" {Zijn} soeur a 3 enfants"

1. Sa
2. Son
3. Ses
4. Ma

Maak de volgende zin ontkennend:
"C'est mon film préféré. "

1. C'est ne pas mon film préféré
2. Ce n'est mon film préféré.
3. Ne c'est pas mon film préféré.
4. Ce n'est pas mon film préféré

Zijn zijn =

1. Ils / Elles sont
2. Ils / Elles ont

Gebruik het juist bezittelijk voornaamwoord:
"{Uw} chien est parti"

1. Vous
2. Votre
3. Vos

Zet het werkwoord in présent :
"Tu {adorer} le foot"

1. adores
2. adore
3. adorent

100

1. cent
2. mille

Zet het werkwoord in passé composé:
"Vous {jouer} au poker"

1. Vous avez joué
2. Vous jouez

Kies de juiste vorm:
"Sophie a un pantalon ... "

1. noire
2. noirs
3. noir

Kies de juiste vorm:
"Il a deux {...} soeurs"

1. grand
2. grande
3. grands
4. grandes

Wat zijn de uitgang van de présent van werkwoorden op -er

1. -e / -es / -e / -ons / -ez / -ent
2. -es / -es / -e / -ons / -ez / -ont
3. -es / -e / -e / -ons / -ez / -ent

Nu =

1. parfois
2. maintenant
3. jamais
4. peut-être

Werk deze week aan jouw persoonlijke leerdoel Frans!

A la prochaine fois!

Tot volgende week!

HW : Leer de woorden op pagina 48