chapitre 5 bron H bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
 Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen:
- Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen.
- Ik kan enkele onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord goed toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Diapositive

Prends ton cahier et un stylo
Regarde le tableau, écoute la prof et écris dans ton cahier!

Slide 5 - Diapositive

Wat weet je over de vorm van het Franse bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Carte mentale

welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je?

Slide 7 - Carte mentale

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Diapositive

Il est.......(klein)

Slide 9 - Question ouverte

Ma soeur est .............. (klein)

Slide 10 - Question ouverte

Marc et Pierre sont ....... (klein)

Slide 11 - Question ouverte

Marc et Marie sont ....... (klein)

Slide 12 - Question ouverte

Marie et Julie sont ......... (klein)

Slide 13 - Question ouverte

Wat moet je doen als het woord al op een -e eindigt? zoals rouge.

Slide 14 - Question ouverte

Wat moet je doen als het woord op een -s of een -x eindigt?

Slide 15 - Question ouverte

Le jean est ......
la maison est ....
Le chien est....
Les garçons sont....
Julie et Anne sont....
bleu
grande
petit
grands
petites

Slide 16 - Question de remorquage

3 bijzondere gevallen
mooi  =  beau          belle
                       beaux          belles
             nieuw =   nouveau     nouvelle
                                     nouveaux   nouvelles

Slide 17 - Diapositive

oud = vieux     vieille

             vieux    vieilles

Slide 18 - Diapositive

Ma grand-mère est........
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 19 - Quiz

Madame Houtzager a les cheveux....... et les yeux .......
A
gris ..... vert
B
grise ....... verte
C
gris ....... verts
D
grises ....... vertes

Slide 20 - Quiz

Julie et Marie sont deux...........filles.
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 21 - Quiz

Marc est .............
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 22 - Quiz

J'ai une trousse....... et un sac à dos ........
A
rouge ..... bleu
B
rouge ........ bleue
C
rouges ..... bleus
D
rouges ........ bleues

Slide 23 - Quiz

Ik begrijp nu hoe je een Frans bijvoeglijk naamwoord aanpast .
A
Oui
B
Non
C
Un peu, mais pas tout

Slide 24 - Quiz

Et maintenant?
Réponse A: fais les exercices 30d,e, 31b,c,d, 32b,c de bron H
Réponse B et C: lis d’abord la grammaire, 
et fais les exercices 30, 31, 32 de bron H
page 36, 37, 38

Slide 25 - Diapositive