1 past simple, present perfect & past continuous

Unit 1, SB 4.1



De past simple, present perfect en past continuous toepassen in een Engelse zin.

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 1, SB 4.1



De past simple, present perfect en past continuous toepassen in een Engelse zin.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Past simple

Verleden tijd
Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen.


Vaak zie je een tijdsbepaling in de zin die het verleden aangeeft, zoals yesterday, in 2010, last month, etc.


I decided to go to the city centre yesterday.

Slide 3 - Diapositive

Past simple

Wat doe je met het werkwoord?
2 manieren om de past simple te vormen:
1. bij een regelmatig ww  krijgt het ww + ed

2. bij een onregelmatig ww gebruik je de 2e vorm/rijtje.

1 ww in de past simple gebruiken.

De onregelmatige wwen kun je achterin je TB 127/128

Slide 4 - Diapositive

Zet in de past simple:
We _____(go) to the cinema last night.

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Present perfect

Voltooid tegenwoordige tijd

Gebruik present perfect:
- Iets is in het verleden begonnen en is nu ook nog aan de gang.
- Praten over ervaringen.
- Praten over gebeurtenissen waar je het resultaat nu van merkt.

I am happy because I have won the lottery.

Slide 7 - Diapositive

Present perfect

De present perfect bestaat uit 2 werkwoorden: 


1e ww is een vorm van have/has

Have > I, you, we, you, they
Has > he, she, it

Slide 8 - Diapositive

Present perfect

Het 2e ww is het voltooid deelwoord.

Hoe vorm je een voltooid deelwoord?
- bij een regelmatige ww krijgt het ww + ed
work > worked
- bij een onregelmatig ww gebruik je het 3e rijtje.
go > gone

Slide 9 - Diapositive

Present perfect

Let op de sigaalwoorden (FYNE JAS) die aangeven dat een zin in de present perfect moet staan!

F= For (+ tijdsbepaling)        J= just

Y= Yet                                            A= already

N= Never                                     S= since

E= Ever

Slide 10 - Diapositive

Past continuous

Verleden tijd in duurvorm
Gebruik je om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.


We were telling each other jokes.
You were texting him all day.

Slide 11 - Diapositive

Past continuous

Wat doe je met het werkwoord?
2 wwen om de past continuous te vormen.


1e ww is was/were
was > I, he, she, it.
were > you, we, you, they.

Slide 12 - Diapositive

Past continuous

Het 2e ww is het hele werkwoord + ing

text > texting.


You were texting him all day.

Het 1e ww is were.
Het 2e ww is texting.

Slide 13 - Diapositive

Past simple & past continuous

Je gebruikt beide tijden ook samen in één zin om aan te geven dat iets plotseling gebeurde toen iets anders al aan de gang was in het verleden.


I was taking a shower when the phone rang.

They were talking when I walked into the room.

Slide 14 - Diapositive

Past simple & past continous

I was taking a shower when the phone rang.

They were talking when I walked into the room.


Past simple > voor de plotselinge gebeurtenis in de vt.
Past continuous > voor de lange gebeurtenis in de vt.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo