Thema 4 Internationale ontwikkelingen

Economie Thema 4
Internationale ontwikkelingen 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Economie Thema 4
Internationale ontwikkelingen 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat is een ander woord voor
import?
A
invoer
B
uitvoer
C
transport
D
handel

Slide 3 - Quiz

De totale import van een land bedraagt € 360 miljard. Er werd voor € 46 miljard uit China ingevoerd. Hoeveel procent werd er uit China ingevoerd? Rond af op 1 decimaal.

Slide 4 - Question ouverte


Import of export?
"Action" koopt producten uit China

A
Import
B
Export

Slide 5 - Quiz

Import of export?
Een Belg komt naar een vakantiepark in Nederland om vakantie te vieren.

A
Import van diensten
B
Export van diensten
C
Import van diensten
D
Export van diensten

Slide 6 - Quiz

Import of export?
Een Nederlander reist met de metro in China.
A
Import van diensten
B
Export van diensten
C
Import van diensten
D
Export van diensten

Slide 7 - Quiz

Waarom internationale handel?
* Een ander land kan iets maken (en jij niet)
* Een ander land kan het beter / goedkoper
* De consument wil meer keuze hebben uit producten en merken hebben

Slide 8 - Diapositive

In Nederland is voor € 13,6 miljard
geëxporteerd aan groente en fruit.
Voor hoeveel euro werd er naar
Duitsland geëxporteerd?

Slide 9 - Question ouverte

Onder de € 150
Open economie
Gesloten economie
Geen invoerrechten
Lid van de EMU

Slide 10 - Question de remorquage

Waarom importeert
Nederland?

Slide 11 - Carte mentale

Waarom importeren?
1. Nederland kan bepaalde producten niet maken omdat het klimaat bijv. niet goed is of omdat we bepaalde grondstoffen niet hebben.
2. In het buitenland wordt het goedkoper gemaakt.
3. In het buitenland heeft een product een betere kwaliteit.

Slide 12 - Diapositive

Hoe stromen goederen en geld bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 13 - Question de remorquage

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...
A
wederinvoer
B
invoer
C
wederuitvoer
D
uitvoer

Slide 14 - Quiz

Opdracht
Maken van de opgaves op 
bladzijde 220 en 221

Zijn er nog vragen?

Slide 15 - Diapositive

Schrijf het getal 204,6 miljard voluit.

Slide 16 - Question ouverte

Het nationaal inkomen van Nederland in 2020 is 799 miljard euro. Nederland had toen 17,4 miljoen inwoners. Wat is het inkomen van 1 persoon per jaar?
A
€ 45.919,54
B
€ 45,92
C
€ 799.000.000.000
D
17.400.000

Slide 17 - Quiz

Oefenvraag
Sep verkoopt screenprotectors. Hij koopt deze in op Wish. Vorige week heeft hij er 240 ingekocht voor € 0,80 per stuk. Over het totaal bedrag moet hij nog 2,6% invoerrechten betalen. 
Bereken hoeveel Sep in totaal voor deze bestelling moet betalen. Laat de berekening zien. 

Slide 18 - Diapositive

Stelling 1: Binnen de EU hoef je geen invoerrechten te betalen.
Stelling 2: Een land binnen de EU is automatisch lid van de EU.
A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 19 - Quiz

Wat zijn vreemde valuta?
A
buitenlands geld
B
wisselkoersen
C
provisiekosten
D
Euro's

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Question de remorquage

Tom verkoopt in zijn winkel een Playstation 5 voor € 550. Bereken wat een Amerikaan zou betalen als hij besluit de PlayStation 5 te importeren.
Wisselkoers 1 € = $ 1,14
A
627
B
482,46

Slide 22 - Quiz

Je bent op vakantie geweest in Amerika en hebt nog $ 340 over. Deze wissel je weer om voor Euro's. Hoeveel euro krijg je ervoor?
Wisselkoers 1 € = $ 1,14
A
298,25
B
387,60

Slide 23 - Quiz

Ahmet bestelt zijn kleding via internet in Duitsland en Italië.
A
Hier is sprake van "vrij verkeer van personen"
B
Hier is sprake van "vrij verkeer van goederen"
C
Hier is sprake van "vrij verkeer van kapitaal"
D
Hier is sprake van "vrij verkeer van diensten".

Slide 24 - Quiz


Nederland heeft een ...(1)... (gesloten / open) economie . Nederland is voor zijn inkomsten …(2)... (wel / niet) afhankelijk van de export.
A
1 = open 2= niet
B
1 = open 2 = wel
C
1= gesloten 2= niet
D
1= gesloten 2= wel

Slide 25 - Quiz

Leyla en Fatima gaan op vakantie naar Turkije. Is er voor Turkije sprake van import of export wanneer Leyla en Fatima als toerist naar Turkije gaan?
A
Export, want Turkije verdient geld vanuit het buitenland
B
Import, want Turkije verdient geld vanuit het buitenland.
C
Export, want Turkije betaalt geld aan het buitenland.
D
Import, want Turkije betaalt geld aan het buitenland.

Slide 26 - Quiz

Als de koers van de euro ten opzichte van vreemde valuta stijgt, wordt het voor Nederland ...?.. om te importeren.
A
goedkoper
B
duurder
C
niet duurder en niet goedkoper

Slide 27 - Quiz

Wat is de EMU
A
Alle landen die de euro als wettig betaalmiddel hebben.
B
Alle landen die belasting moeten betalen aan Europa.
C
Alle landen die een grens hebben
D
Alle EU landen samen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive