Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Thema 6 Transport Oefenvragen
6.1 Bloed
1 / 30
suivant
Slide 1:
Diapositive
Biologie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Cette leçon contient
30 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
6.1 Bloed
Slide 1 - Diapositive
vervoert zuurstof
verwijderd ziekteverwekkers
zorgt ervoor dat het bloed kan stromen/ vloeibaar blijft
maakt wondjes dicht
Slide 2 - Question de remorquage
Het bloedplasma vervoert allerlei stoffen? Welke stoffen zijn dat?
A
voedingstoffen, afvalstoffen , een kleine hoeveelheid zuurstof
B
voedingstoffen, afvalstoffen, een kleine hoeveelheid zuurstof , hormonen , enzymen
C
voedingstoffen, afvalstoffen, een kleine hoeveelheid zuurstof, hormonen, enzymen en antistoffen
Slide 3 - Quiz
Hebben rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes een celkern in de cel?
A
Alleen rode bloedcellen
B
Alleen witte bloedcellen en bloedplaatjes
C
Alleen witte bloedcellen
D
Alleen bloedplaatjes
Slide 4 - Quiz
Hoe heet het eiwit in de rode bloedcellen dat zorgt voor de vervoer van zuurstof?
A
Hemoglobine
B
IJzerzouten
C
Bloedplaatje
D
Beenmerg
Slide 5 - Quiz
Kunnen witte bloedcellen door de wand van de kleinste bloedvaten heen?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
6.2 De bloedsomloop en het hart
Slide 7 - Diapositive
De kleine en grote bloedsomloop vervoeren o.a.
zuurstof en koolstofdioxide.
Welke uitspraak is waar?
A
Kleine bloedsomloop vooral zuurstofrijkbloed
B
Grote bloedsomloop vooral zuurstofarmbloed
C
Kleine & grote bloedsomloop zowel zuurstofrijk als -arm
D
Overal zit evenveel zuurstof in het bloed
Slide 8 - Quiz
Zet de onderdelen van de
KLEINE
bloedsomloop in de juiste volgorde
Linker boezem
Longen
Rechter kamer
Slide 9 - Question de remorquage
Zet de onderdelen van de
GROTE
bloedsomloop in de juiste volgorde
Organen
Linker kamer
Rechter boezem
Slide 10 - Question de remorquage
Wat betekent het begrip dubbele bloedsomloop?
A
De weg die het bloed aflegt door het lichaam
B
Het bloed gaat 2x door het hart
C
Het bloed gaat van het hart naar de longen
D
Het bloed gaat van het hart naar de organen
Slide 11 - Quiz
Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer
Slide 12 - Question de remorquage
Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen
Slide 13 - Quiz
Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?
A
Hart-tussenvlies
B
Hart-tussenspier
C
Hart-wand
D
Hart-tussenwand
Slide 14 - Quiz
Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen
Slide 15 - Quiz
Zitten de boezems boven of onder in het hart?
A
boven
B
onder
Slide 16 - Quiz
Hartpauze, bloed stroomt het hart in
vanuit de aders.
De boezems trekken samen,
bloed gaat de kamers in.
De kamers trekken samen,
bloed gaat de slagaders in.
Slide 17 - Question de remorquage
6.3 De bloedvaten
Slide 18 - Diapositive
Zo ziet de wand van een slagader er uit.
A
Dik en elastisch
B
1 cellaag dik
C
Dun
D
Dik
Slide 19 - Quiz
In welk soort bloedvat liggen kleppen
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
Slide 20 - Quiz
Welk bloedvat is het gevaarlijkst om te beschadigen?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
D
Allemaal even gevaarlijk
Slide 21 - Quiz
Ader
Slagader
Haarvat
Dikke, stevige, elastische wand.
Bevat kleppen
Bevat (bijna) geen kleppen
Dunne minder elastiche wand.
Hierin stroomt bloed van het orgaan naar het hart.
Hierin stroomt bloed van het hart naar het orgaan.
Bloeddruk is hoog.
Bloeddruk is laag.
Liggen minder diep in het lichaam.
Liggen dieper in het lichaam.
Wand is 1 cel laag dik.
Sterk afnemende bloeddruk.
Vormen in een orgaan een haarvatennet.
Slide 22 - Question de remorquage
6.4 Hart- en vaatziekten
Slide 23 - Diapositive
Hoe noem je de vettige stof die een bloedvat nauwer kan maken?
A
cholesterol
B
trombose
Slide 24 - Quiz
Wat moet je niet doen voor de goede werking van je hart?
A
heel veel bewegen
B
veel vet eten
C
weinig bewegen
D
weinig bewegen en vet eten
Slide 25 - Quiz
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
nauwelijks klachten
schade aan bloedvaten en organen
duizeligheid
flauwvallen
vermoeidheid
Slide 26 - Question de remorquage
6.5 Weefselvloeistof en lymfe
Slide 27 - Diapositive
Op welke plaats worden antistoffen gemaakt?
A
Borstbuis
B
Weefselvloeistof
C
Lymfeknoop
D
Lymfe
Slide 28 - Quiz
Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof
Slide 29 - Quiz
Witte bloedcellen kunnen in lymfe zitten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
D2BTh4 B4 Bloedvaten - lln
Avril 2019
- Leçon avec
50 diapositives
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Bloedsomloop
Janvier 2019
- Leçon avec
36 diapositives
Biologie
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
D2BTh4 B4 Bloedvaten - oefenen
Avril 2019
- Leçon avec
25 diapositives
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
5V 9.2
Juin 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
5H 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid klassikaal
Septembre 2023
- Leçon avec
34 diapositives
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
5H 11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid
Mai 2023
- Leçon avec
37 diapositives
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
D2BTh4 B3 Je hart - oefenen
Avril 2019
- Leçon avec
44 diapositives
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Oefenvragen Thema 6 Transport
Mars 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Biologie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4