Verwijswoorden - les 1 - groep 5/6

verwijswoorden - les 1
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

verwijswoorden - les 1

Slide 1 - Diapositive

Doelen
1. Ik kan een verwijswoord in een tekst vinden.
2. Ik vertel waar een verwijswoord naar verwijst. 

Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Wat is een verwijswoord?
Het verwijst naar een woord wat al eerder is gebruikt in de tekst.


Yuna loopt naar school.
Ze heeft vandaag geen zin.

Slide 4 - Diapositive

Lees de tekst

De buurman van Jeroen en Mieke heeft een papegaai. Jeroen en Mieke gaan kijken naar de papegaai van de buurman.
Jeroen en Mieke zijn in de kamer van de buurman aangekomen. De papegaai zit in een gouden kooi. De papegaai is groen, de papegaai heeft een blauwe staart en de papegaai heeft een kromme snavel. “Goedemiddag!” roept de papegaai.
“De papegaai kan praten”, zegt Jeroen. “Ja, de papegaai kan erg goed praten” zegt de buurman.
.

Slide 5 - Diapositive

Lees de tekst
De buurman van Jeroen en Mieke heeft een papegaai. Zij gaan kijken naar zijn papegaai. Ze zijn in de kamer van hem aangekomen. De papegaai zit in een gouden kooi. Hij is groen, hij heeft een blauwe staart en hij heeft een kromme snavel. “Goedemiddag!” roept de papegaai.
“Hij kan praten!” zegt Jeroen. “Ja dat kan hij erg goed” zegt de buurman.

Slide 6 - Diapositive

Wat valt jou op? Wat zijn de verschillen tussen de twee teksten?

Slide 7 - Question ouverte

Verwijswoorden
De buurman van Jeroen en Mieke heeft een papegaai.
Zij gaan kijken naar zijn papegaai.
Ze zijn in de kamer van hem aangekomen. 

  • De zinnen worden korter en je zegt hetzelfde
  • Het is minder kinderachtig

Slide 8 - Diapositive

Paul verzamelt postzegels. Hij heeft er inmiddels al honderden.
‘Hij’ verwijst naar?

Slide 9 - Question ouverte

Jan eet graag chocopasta. Hij eet het vanmiddag op zijn boterham. ‘Hij’ verwijst naar?

Slide 10 - Question ouverte

Maak een foto van een "zij".

Slide 11 - Question ouverte

In de zee zwemmen kwallen. Ze kunnen steken.
‘Ze’ verwijst naar?

Slide 12 - Question ouverte

Onze hond heet Bram. Hij is nog heel jong. Hij speelt graag.
‘Hij’ verwijst naar?

Slide 13 - Question ouverte

zij

hij
Linda

Bart

Slide 14 - Question de remorquage

Maak een foto van een "hij"

Slide 15 - Question ouverte