Trede 3 - Leerdoel 1 - werkwoorden op -er

Aujourd'hui
Herhalen:
- avoir & être
- getallen
Trede 3:
- regelmatige werkwoorden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui
Herhalen:
- avoir & être
- getallen
Trede 3:
- regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Voorstellen
- groeten
- hoe gaat het?
- naam
- leeftijd
- woonplaats
- familie
- afsluiten

Slide 2 - Diapositive

ik ben

Slide 3 - Question ouverte

hij heeft

Slide 4 - Question ouverte

jij bent
A
tu as
B
tu es

Slide 5 - Quiz

wij zijn

Slide 6 - Question ouverte

jullie hebben

Slide 7 - Question ouverte

zij hebben (m)

Slide 8 - Question ouverte

Les nombres

Slide 9 - Diapositive

Aujourd'hui
Trede 3:
- regelmatige werkwoorden: werkwoorden op -er

Slide 10 - Diapositive

Even herhalen...
Wat is de Franse vertaling van de volgende personen?
Ik
Jij
Hij 
Zij
Men / wij
Wij 
Jullie / u
Zij (👨🏽👨🏽)
Zij (👩🏼👩🏼)

Slide 11 - Diapositive

Werkwoorden
 op -er
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er.

Deze werkwoorden kun je allemaal op dezelfde manier vervoegen.


Slide 12 - Diapositive

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.


Slide 13 - Diapositive

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.


Slide 14 - Diapositive

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 1: haal -er weg.

Je houdt dan de stam van het werkwoord over.

Stap 2: Achter de stam komt een uitgang.
Elke persoon heeft zijn eigen uitgang.

Slide 15 - Diapositive

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 2: de uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent

Slide 16 - Diapositive

Werkwoorden op -er gebruiken
Stap 2: de uitgangen:
je                            + e
tu                           + es
il / elle / on         + e
nous                     + ons
vous                      + ez
ils / elles              + ent
voorbeeld: donner (geven)

je donne
tu donnes
il / elle / on donne
nous donnons
vous donnez
ils / elles donnent

Slide 17 - Diapositive

Even oefenen

Slide 18 - Diapositive

tu (habiter)
A
tu habite
B
tu habites
C
tu habitent
D
tu habitez

Slide 19 - Quiz

nous (chercher)
A
nous cherche
B
nous cherchez
C
nous cherchons
D
nous cherchent

Slide 20 - Quiz

j'(aimer)
A
j'aime
B
j'aimes
C
j'aimons
D
j'aimez

Slide 21 - Quiz

ils (acheter)

Slide 22 - Question ouverte

elle (adorer)

Slide 23 - Question ouverte

je / j' (inviter)

Slide 24 - Question ouverte

Au travail!
Maak nu Les hobbies in de Learning Portal.

Slide 25 - Diapositive