2023Examentraining Frans 4H

Examentraining Frans

\
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining Frans

\

Slide 1 - Diapositive

Leesvaardigheid tips & tricks
Basis: Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen  (GL-vragen)
  • Signaalwoorden herkennen en tekstverbanden analyseren
  • Mening van "experts" begrijpen
  • Positieve/negatieve woorden en vergelijkingen van elkaar onderscheiden
  • Voorbeelden herkennen
  • Foute antwoorden herkennen


Als dit allemaal redelijk lukt: 5,5 à 6 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Leesvaardigheid tips & tricks
Hoger cijfer dan een 6: 
wordt bepaald door vocabulairekennis en analytisch denken 

(bijvoorbeeld: foute antwoorden herkennen, typen vragen herkennen, signaalwoorden gespot)

Slide 14 - Diapositive

Woordenboekgebruik
Gebruik NIET meteen je woordenboek.
Anders raak je echt in tijdnood!

Kijk eerst of je de betekenis van een woord op een andere manier kunt achterhalen. Misschien lijkt het woord op een andere taal die je kent, wordt de betekenis in een voetnoot gegeven of kun je de betekenis uit de context afleiden.

Slide 15 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 16 - Diapositive

Welke 2 signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
A
cependant, par contre
B
enfin, en général
C
avant de, après
D
tout de suite, pendant que

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

ainsi
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

pourtant

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

puisque
A
uitbreiding / opsomming
B
reden
C
conclusie
D
doel

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van het signaalwoord:

en résumé
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 21 - Quiz

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
également
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 22 - Question de remorquage

Welke toon is niet positief?
A
Admirateur
B
Convaincu
C
Fier
D
Chagrin

Slide 23 - Quiz

Welke toon is niet positief?
A
Persévérance
B
Inquiet
C
Juste
D
Approbateur

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Op zoek naar verbanden? Tips...
- Staat de open plek aan het einde van de alinea? Dan zou een signaalwoord dat een opsommend verband aangeeft niet logisch zijn. Een signaalwoord dat een concluderend verband aangeeft (bref, pour conclure, donc) zou in dit geval logischer zijn.
- Staat de open plek na een zin waarin een bewering wordt gedaan? Dan zou het kunnen dat deze bewering door middel van een voorbeeld geïllustreerd wordt (par exemple, ainsi, comme) of dat er een uitleg wordt gegeven voor deze bewering (car, parce que, c'est pourquoi)

Slide 28 - Diapositive

Open vragen
Open vragen worden in het Cito-examen altijd in het Nederlands gesteld. Je beantwoordt deze vragen ook in het Nederlands, tenzij er om een citaat gevraagd wordt uit de tekst.
Er zijn drie soorten open vragen die je kunt tegenkomen in het examen:
- open vraag waarbij je in het Nederlands een antwoord moet formuleren
- open vraag waarbij je antwoordt met een citaat uit de tekst
- open vraag waarbij je één gegeven (bijvoorbeeld de naam van een persoon) moet geven

Slide 29 - Diapositive

Open vragen: aanpak
1. Lees de open vraag nauwkeurig. Vertaal eventuele citaten. 
2. Ga na welke informatie wordt gevraagd in de opdracht en benoem dit voor jezelf. Bedenk vervolgens naar wat voor soort informatie je moet zoeken in de tekst. Structuurwoorden (oorzaak, voorbeeld)? Woorden met een positieve of negatieve strekking? Een bepaald thema?
3. Ga vervolgens op zoek naar die informatie in de tekst en onderstreep het tekstgedeelte waar je denkt dat het antwoord zich bevindt.
4. Formuleer je antwoord.
- Als je in het Nederlands een antwoord moet formuleren, vertaal je eerst letterlijk het tekstgedeelte. Zet daarna de letterlijk vertaalde zin om naar een lopende zin in correct Ned.
- Als er om een citaat wordt gevraagd, schrijf je de eerste (twee) woorden van het citaat op.
- Als er om één gegeven wordt gevraagd, schrijf je alléén dat ene gegeven op.

Slide 30 - Diapositive

TIPS & TRUCS

om in te zetten bij het eindexamen Frans

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 36 - Question de remorquage

Slide 37 - Diapositive

Opdracht
Vertaal de Franse vragen op de volgende dia's naar het Nederlands

Slide 38 - Diapositive

wat betekent de vraag: Par quel mot cette phrase aurait-elle pu commencer?

Slide 39 - Question ouverte

De quel ton l’auteur parle-t-il dans ce texte?

Slide 40 - Question ouverte

Lesquelles des affirmations suivantes correspondent à ce qui est dit au premier alinéa?

Slide 41 - Question ouverte

Qu’est-ce qui est vrai selon l’alinéa 6

Slide 42 - Question ouverte

Quel est le but principal de cet article

Slide 43 - Question ouverte

Quel aurait pu être le titre de ce texte?

Slide 44 - Question ouverte

Comment ce passage se rapporte-t-il à la phrase précédente?

Slide 45 - Question ouverte

il en donne la conséquence

Slide 46 - Question ouverte

il la contredit

Slide 47 - Question ouverte

il l’affaiblit

Slide 48 - Question ouverte

il l’appuie

Slide 49 - Question ouverte