Quiz taalonderzoek

Quiz Taalonderzoek 2.8/4.8/6.8
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Quiz Taalonderzoek 2.8/4.8/6.8

Slide 1 - Diapositive

Welke mensen beïnvloeden het meest de standaardtaal?
A
jongeren
B
volwassenen
C
ouderen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quiz

De standaardtaal verandert niet
A
dat klopt
B
dat klopt niet

Slide 3 - Quiz

Standaardtaal
A
wordt op school geleerd en in de media gebruikt.
B
wordt in bepaalde gebieden in NL gebruikt

Slide 4 - Quiz

Wat is een dialect?
A
Een taal die alleen op school gesproken wordt.
B
Een taal die jongeren op straat spreken.
C
Een taal die in een deel van Nederland wordt gesproken.
D
Een taal die alleen door de koninklijke familie wordt gesproken.

Slide 5 - Quiz

In het Dreints zingt wij oens lied.
A
chattaal
B
dialect
C
jongerentaal

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'dialect'?
A
Accent
B
Gebrabbel
C
Streektaal
D
Tongval

Slide 7 - Quiz

Wat zijn kenmerken van jongerentaal en chattaal?
A
emoji’s
B
afkortingen zoals w8, wsl
C
woorden zoals mieters
D
correcte spelling

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een dialect?
A
Nederlands/Fries
B
Zeeuws/Twents
C
Belgisch/Frans
D
Gronings/Brabants

Slide 9 - Quiz

Dialect is onbeschaafd Nederlands
A
Correct
B
Niet correct

Slide 10 - Quiz

Jongeren/straattaal
Wat hieronder is jongerentaal?
A
hallo meneer hoe gaat het
B
joo gap hgh
C
hoi hoe gaat het
D
beste meneer gaat het goed

Slide 11 - Quiz

Jongeren/straattaal
Hi, hoe isst? Strax ff bellen MSS?
A
chattaal
B
dialect
C
jongerentaal

Slide 12 - Quiz

Jongeren/straattaal
Jo kan je me bellen, straks chillen na school?
A
chattaal
B
dialect
C
jongerentaal

Slide 13 - Quiz

Jongerentaal wordt gekenmerkt Door een eigen woordenschat. Welk onderstaand woord is het oudst?
A
Cool
B
Chill
C
Gaaf
D
Onwijs

Slide 14 - Quiz

Jongeren/straattaal
Hé Pee, wat ben je vandaag saggo.
A
chattaal
B
dialect
C
jongerentaal

Slide 15 - Quiz

Jargon is een ander woord voor:
A
Vaktaal
B
Publiek
C
Lay-out
D
Oorzaak

Slide 16 - Quiz

Wat is vaktaal?
A
Moeilijk taalgebruik
B
Termen die worden gebruikt bij een bepaald vak
C
Wanneer iemand een voorwaarde stelt
D
Wanneer iets op twee manieren kan worden opgevat

Slide 17 - Quiz