Voorzetsels & pers vnw in de 3e & 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Herzlich Wilkommen

Was machen wir heute?

Grammatik: 

 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) met 3e en 4e naamval

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

uit

bij

met

na, naar

sinds

van

naar

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 7)

Noem de voorzetsels
met de 4e naamval
(zijn er 5)

Uitleg 

Wat houdt dit in?

^{Sie geht zu (hem) ....}

Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland

Stappenplan

- staat er een voorzetsel in de zin? Of ontleden?

- zo ja? welke naamval hoort hierbij? 

- juiste uitgang erbij zoeken in tabel

mir

dir

ihr

ihm

ihm

uns

euch

Ihnen

ihnen

mij

jou

hem

het

ons

haar

jullie

u

hun/hen mv

Ich bin hier mit (jou) ....

1. dich
2. dir

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.

1. mir
2. mich

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.

1. wir
2. euch
3. uns
4. ihr

Wir haben das von (u) .... bekommen.

1. Ihnen
2. Sie
3. ihnen
4. sie

Wat hield dit nu ook alweer in?

^{Er fährt mit (de) ... Bus nach Hause}

Dieses Geschenk ist für (mijn) ... Schwester

Stappenplan:
- schema A of B?
- geslacht zelfstandig naamwoord?

- voorzetsel? ja, welke naamval hoort hierbij?

- juiste uitgang erbij zoeken in tabel

Sie will lieber ohne (mijn) .... Vater in die Disko gehen

1. mein
2. meinen
3. meinem
4. meine

Mit (welke) .... Freundin triffst du dich nach (de) ... Schule

1. welche, die
2. welcher, die
3. welche, der
4. welcher, der

Hausaufgaben

Kapitel 5, Lektion 2

Übung 1 (Wiederholung voorzetsels 3e en 4e nv)

Übung 2,3, 4 (wichtig für Sprechfertigkeit Woche 13)

Übung 5, 6 (Lesefertigkeit - Klausur Ende dieses Jahres)