Voorzetsels & pers vnw in de 3e & 4e naamval

Herzlich Wilkommen
Was machen wir heute?



Grammatik: 
 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) met 3e en 4e naamval
Erklärung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 3e naamval = Dativ

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Wilkommen
Was machen wir heute?



Grammatik: 
 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) met 3e en 4e naamval
Erklärung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 3e naamval = Dativ

Slide 1 - Diapositive

Noem de voorzetsels
met de 4e naamval
(zijn er 6)

Slide 2 - Carte mentale

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 7)

Slide 3 - Carte mentale

mit
heeft welke naamval?
A
4e
B
3e

Slide 4 - Quiz

ohne
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 5 - Quiz

gegen
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 6 - Quiz

seit
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 7 - Quiz

bis
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 8 - Quiz

nach
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 9 - Quiz

um
heeft welke naamval?
A
3e
B
4e

Slide 10 - Quiz

Voorzetsels 3e naamval?

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf de voorzetsels 4e naamval op

Slide 12 - Question ouverte

Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 13 - Diapositive

Wat houdt dit in?
Sie geht zu (hem) ....
Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland
Stappenplan
- staat er een voorzetsel in de zin? 
- zo ja? welke naamval hoort hierbij? 
schrijf dan het goede persoonlijk voornaamwoord op!

Slide 14 - Diapositive

mir
dir
ihr
ihm
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 15 - Question de remorquage

Ich bin hier mit (jou) ....
A
dich
B
dir

Slide 16 - Quiz

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.
A
mir
B
mich

Slide 17 - Quiz

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.
A
wir
B
euch
C
uns
D
ihr

Slide 18 - Quiz

Wir haben das von (u) .... bekommen.
A
Ihnen
B
Sie
C
ihnen
D
sie

Slide 19 - Quiz

Ik kan het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 1e, 3e en 4e naamval toepassen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage